Jabes in Gilead hun eed om op te ko
men tot het beraad verzaakt blijken
te hebben, worden door Israël vier
honderd maagden geroofd en deze
worden na 't sluiten van vrede met
de resterende Benjaminieten aan die
van Rimmon 'overgedragen'. Doch
dat zijn er niet genoeg en wetende
dat op een jaarlijkse feestdag te Silo
de dochters daar uit de stad gaan
om reien te dansen, gebood Israël
die van Benjamin: 'Gaat henen en
loert in de wijngaarden en als de doch
ters van Silo zullen uitgegaan zijn
om met reien te dansen, zo komt gij
voort en schaakt U een ieder zijne
huisvrouw.' En zo geschiedde: de
kinderen van Benjamin voerden naar
hun getal vrouwen weg, van de dan
sende dochters, die zij roofden en
zij togen heen, keerden weder tot
hunne erfenis en herbouwden de ste
den en woonden daarin.
En terecht zegt dan het laatste vers
van Richteren 21: 'In die tijd was
er geen Koning in Israël; een iege
lijk deed wat recht was in zijne
ogen.
En de bruulóózen die de taaioverleve
ring in ons dialect zoveel eeuwen door
staan hebben, stammen naar mijn me
ning van de bruidlozen uit Benjamin,
van de rovers en schakers van maag
den. En de vrees, de angst die ons
kinderen voor de bruulóózen werd
ingeboezemd, was een vrees om wegge
haald, weggevoerd, meegetrokken,
ontheemd te worden.
De bruidlozen hebben de eeuwen in
het spraakgebruik overleefd en eens
temeer is gebleken hoe sterk de va
derlandse geloofstraditie de tand des
tijds in onze taal heeft weerstaan.
22