Voor deze soort zakatlasjes bestond veel belangstelling van een grote groep geïnteresseerden met gemiddel de koopkracht voor wie de dure (gekleurde) folianten niet weggelegd waren. In 1599 geeft Heyns een zeer verkorte versie van Le Miroir uit, alleen beperkt tot de Nederlanden. Dit atlasje bevat 36 kaartjes en evenzovele beschrijvingen op rijm. Waar de houtsneden vandaan komen is tot op heden niet duidelijk. Koeman in zijn Atlantes Neerlandici vermoedt dat ze op een Duitse bron van ca. 1580 teruggaan. De teksten op rijm in de vorm van 20-regelige gedichtjes zijn van de hand van Zacharias Heyns zelf. Zacharias Heyns Heyns werd geboren te Antwerpen ca. 1566. Met zijn vader week hij in 1585 uit naar Frankfurt als gevolg van de inname van Antwerpen door Parma. In 1592 vestigde hij zich als boekdrukker en boekverkoper van wetenschappelijke werken in Amster dam. Als dichter en prozaschrijver nam hij al snel deel aan het lite raire leven in de hoofdstad. Zo is hij waarschijnlijk een van de op richters van de Brabantse rederij kerskamer 'Het Wit Lavendel' waar voor hij tussen 1600 en 1606 een vier tal zinnespelen schreef met stichte lijke strekking. Met tal van Zuid nederlandse schrijvers en dichters in ballingschap was hij bevriend, on der andere met Carel van Mander. Omstreeks 1605 vestigde hij zich te Zwolle, waar hij drukker werd van de Staten van Overijssel, alwaar hij ca. 1638 overleed. Heyns was vooral actief in het emblematische genre, zowel als vertaler als met origineel werk (Emblemata. Vol-sinnighe Uvt- beelsels, 1615; Voorbeelsels der Oude Wyse1623; Emblemata of Sinnebeelden tot Christelvke bedenckinghen1625). Zijn gedichten in Den Nederlandtsehen Landtspiegel kunnen wel beschouwd worden als zijn eerste bijdrage tot de rederijkersliteratuur. Verder schreef hij een groot aantal gelegen heidsgedichten in de werken van an deren die hij zelf uitgaf. Zijn verta lingen van de Franse schrijver Du Bartas hebben de renaissance-litera- tuur in Noord-Nederland in sterke mate beïnvloed. Dat hij in zijn tijd hoog werd geacht, blijkt uit het feit dat in zijn eigen werken tal van bij dragen van bekende schrijvers en dichters zijn opgenomen. In de Zeeusche Nachtegael (1633) wordt 'den vermaerden Heyns' zelfs naast Cats aangehaald. Inhoud Heyns draagt zijn atlasje op aan Jan Hendrix Oetkens 'Capiteyn ende Borgher hooftman van een deel der Warmoestra- te' en eindigt zijn opdracht, geda teerd 1 mei 1599, met de volgende woorden: 'Ende alsoo desen mynen Spieghel niet alleenlick en dient tot beschouwinge vande stede en dorpen des gantschen Nederlandts: maer oock tot verclaringe van de natuere ende aert des volcksende dit alles in rijmdicht'. Vervolgens volgen een vijftal gedichtjes op Zacharias Heyns, waarvan het eerste van zijn vriend de Amsterdamse schoolmeester Anthonis Smyters de volgende dichtregels bevat: 'Wilt ghy tot u vermaeck sien hoe dat zijn gheleghen/De dorpen ende Ste'en? dit condy voor cleijn ghelt/Cleijn moeyt, in gheen ghevaer, met deze boeck verzelt/ Stil sittende in u huijs nae lust door sien ter deghenWant Heyns dit alles hier in duytschen rijm verclaert. Op de keerzijde van blad 4 staat het bijschrift bij de kaart van Nederland, die daartegenover op blad 5 is ge plaatst. Ook verder neemt telkens de tekst de keerzijde der bladen in, de bijbehorende kaart de voorzijde van de volgende bladzijde. Op de keerzijde van het laatste blad staat tenslotte de Tafele der Caerten. De 36 houtsnedes bevatten de kaarten van de Nederlanden en van Keulen, Kleef en Westfalen, die reeds bekend waren uit de uitgave van 1598 van zijn vader, met twee nieuwe kaartjes daarbij gevoegd van Artois en Luik. De bijschriften zijn geschre ven in de vorm van 20-regelige ge dichtjes, deels omwerkingen van die van zijn vader uit de uitgave van 4

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1994 | | pagina 6