lings, van moederszijde Schiermonnikoogs/Helders. De pompkoek in Nehalennia 98, biz. 40 b, en de aantekening van Omer de Wilde voor Cg (pompkoek) bij Vragenlijst maart '94, bracht mij Tersch. pongkoeke in gedachten. Zie hierover meer in de bijlage. Maar is die overeenstemming tussen allerlei als Zeeuws genoteerde woorden en uitdrukkingen en die welke mij zo bekend voorkomen wel erg verwonderlijk? J. A Rozemeyer Zeeuws Tijdschrift 1994, blz. 102 volg.) acht aannemelijk dat de Friezen destijds in Noord- Vlaanderen en Zeeland hebben gewoond: het zou betekenen, dat ik mijn stamland nooit verlaten heb of, zoals u wilt, erin ben teruggekeerd! Het zou verklaren waarom ik mij thuis voel in het Zeeuwse en tenslotte: mijn durend gevoel van betrokkenheid bij Zeeuwse din gen, bij de Dialectvereniging en bij de Vragenlijsten. Bijlage In Nehalennia 98, blz. 40 b meldt mw. P.W.A. van Dongen-de Ruyter (Bh/Hsd) dat haar vader pompkoek gebruikte voor 'ontbijtkoek'. Hij kwam uit Mdb, maar had het woord ver moedelijk opgepikt in Koewacht, waar hij ca. 1919 gelegerd lag. Bij de Vragenlijst maart '94 stuurt Omer de Wilde (Cg) de volgende aantekening: 'pompkoek. Dit is de uitspraak in het Vlaams: pom(p)koek en komt van pondkoek.' Als we het WNT opslaan lezen we: Pondkoek. in VI.-België ook gom-, pompkoek. ponkoek. in N.-Holl. ook ponde-, ponte- koek. Een goedkope soort van stroopkoek die bij het pond verkocht wordt, resp. het baksel waaruit die koek bestaat. - De voorbeelden zijn al oud: uit Westerbaen pongdekoock (ca. 1660); uit de Keuren van Haerlem (1749), uit Beets, Camera Obscura 1840) en 3 Vlaamse bewijsplaatsen: Joos, Land van Waes met de uitdrukking: een stuk pondkoek in de mond maakt menigen mensch gezond (1903); De Cock en Teirlinck, Kinderspel (enz.); uit een liedje in de omstreken van Antwerpen waarmee kinderen Paaseieren inzamelden. Ook nog een voorb. uit Timmermans (1921). Ik ken het woord dus van Westterschelling als pong koeke. opgenomen in Woddenboek fan et Westers door Martha van Wichen-Schol (1986) Merkwaardig genoeg geeft zij als alg. Ndl. tegenhanger ponnekoek (niet in WNT, noch in V. Dale 1992) en geeft zij geen verklaring. Een paar jaar geleden kreeg ik van familie de mij bekende pongkoeke cadeau: nog altijd het vrij smakeloze baksel en zeker niet wat wij nu onder 'ontbijtkoek' verstaan (ik denk ook dat er geen druppel stroop aan te pas komt). Het is een platte, tamelijk bleke koek, eivormig, in de lengte 20 a 25 cm., in de breedte 10 a 12 cm. Men snijdt er overdwars repen van, van ca. 2,5 cm. 23

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1994 | | pagina 25