MIJN ERVARINGEN MET DE VRAGENLIJSTEN
N. Bakker
In Nehalennia 35 (lente 1980) staat op blz. 49 een mededeling van mw. Van den Broecke-
de Man, de secretaresse, dat ik 'spontaan belangeloze hulp' heb beloofd voor het werk van
de Zeeuwsche Vereeniging voor Dialectonderzoek. Belangeloos: ja, maar spontaan? Niet in
de zin, dat ik uit eigen beweging mijn diensten heb aangeboden, wel na een verzoek van
mw. Van den Broecke. Het begon zo: als belangstellende, die pas kort, nl. sinds september
1977 in Veere woonde, was ik aanwezig in Middelburg op de eerste Dialectdag in 1977,
toen mw. Van den Broecke geïnstalleerd werd als opvolgster van mw. Ghijsen met de func
tie van secretaresse. Hoezo, belangstellende? Ik was dan wel neerlandica, afgestudeerd en
gepromoveerd in Gent, had daar o.a. kennisgemaakt met dialectonderzoek, maar was geen
Zeeuwse en had mij steeds beziggehouden met algemene woordbeschrijving bij het
Woordenboek der Nederlandsche Taal. Toch zat de belangstelling voor dialecten of liever
regioverschijnselen er al jong in: tijdens enkele jeugdjaren op Terschelling (waar ik mijn
vader, grootmoeder, ooms en tantes Terschellings hoorde praten) en later in Antwerpen op
het Athenaeum, waar ik kennismaakte met Zuidnederlandse taalverschijnselen. Die vroege
belangstelling mondde uit in een scriptie en een proefschrift die verschillen tussen Noord
en Zuidnederlands tot onderwerp hadden. In Veere en Middelburg maakte ik kennis met het
Walchers, later op de Dialectdag 1979 in Kapelle met de andere regio's. Ik herinnerde mij
op zekere dag een paar woorden uit de jaren dat ik als 7 a 8-jarige in Brouwershaven had
gewoond en schreef daarover aan mw. Van den Broecke. Het ene woord (dat ik mij herin
ner) was meteuntie of beteuntie madeliefje). Haar reactie: 'Bent u bioloog?' (Overigens:
de naam van de bloem bleek niet Zeeuws, maar Brabants). En mijn antwoord 'nee, neer
landica' riep bij haar meteen het verheugde verzoek op waarop ik mijn jawoord gaf. Zo
begon mijn werk aan de Vragenlijsten en leerde ik mw. Van den Broecke (later 'Lien') ken
nen in al haar enthousiasme, gedrevenheid en vermogen anderen mee te voeren in dat
enthousiasme voor het opsporen en vastleggen van 'het Zeeuws'. In de beantwoording van
de vragenlijsten zoals ik die in het begin leerde kennen stond bij bevestiging alleen de regio
genoemd; in Nehalennia 35 (lente '80) kwam al meer duidelijkheid door het aannemen van
een vaste volgorde voor die regio's; ook zo
in Nehalennia 36. Pas in Nehalennia 37
verschenen binnen elke regio ook de
plaatsnamen: noodzakelijk, want ook van
plaats tot plaats zijn er verschillen!
Vermoedelijk ben ik voor die Beant
woording verantwoordelijk, ofschoon pas
onder de volgende, in Nehalennia 38, mijn
initialen verschijnen. Het systeem dat toen
is opgezet is in principe onveranderd
gebleven.
In de Beantwoordingen houd ik mij strikt
aan de gegevens die uit de lijsten naar
voren komen (een heel enkele keer vraag
ik telefonisch een toelichting), maar ik ben
mij ervan bewust dat er onzekerheden
21