en speldde het hem op de borst.
Wij keren terug naar Duinkerken.
De gehele Bataafse vloot was daar
nu verzameld, terwijl maarschalk
Davout zijn hoofdkwartier en leger
kamp had overgebracht naar Amble-
teuse. Dit laatste, een klein dorp in
de duinen, had sinds 1803 een grote
binnenhaven gekregen en een buitenha
ven met ver in zee lopende pieren.
Davout drong er nu met klem bij Ver-
Huell op aan om zo spoedig mogelijk
de vloot over te brengen naar deze
haven. VerHuell wachtte echter zijn
tijd af. De maarschalk vertelde hem
dat vele van zijn officieren zelfs
dagtochtjes maakten buitengaats -
en waarom zou de vermaarde admiraal
hun voorbeeld niet volgen? Het is
wel erg grof, maar VerHuell kent het
karakter van Davout en geeft geen
bescheid
Op 16 juli woei voor het eerst de wind
uit het oosten en tegen de avond gaf
VerHuell het sein om klaar te maken.
Het twaalfde, zeventiende, en een
entwintigste regiment Linietroepen
zijn dan nog in Duinkerken, bestemd
om de bemanningen van de schepen
aan te vullen. Er was in de laatste
maanden veel geoefend met deze troe
pen ten behoeve van inscheping en
debarkatie hoewel Davout daar niet
veel betekenis aan hechtte. Ook wens
te deze weinig rekening te houden
met de vijandelijke scheepsmacht die
geen dag voor de kust ontbrak en
niet zou aarzelen met grote heftigheid
aan te vallen. Davout was alleen maar
bevreesd dat de flotille te laat zou
komen voor de invasie - een bewijs
dat hij en alle chefs van staven nog
terdege rekening hielden met het door
gaan van de expeditie. Tegen zeven
uur in de avond liet de admiraal op
het dak van zijn verblijf, waar hij
uitzicht had op de haven en rede,
het sein omhoog gaan dat men zich
gereed moest maken. Hij begaf zich
met zijn état-major aan boord van
de kanonneerschoener 'Heemskerk'
en tegelijk gingen de 47 schoeners,
die hij voor deze tocht bestemd had,
onder zeil. De wind was nog zwak.
De vier pramen, deel uitmakend van
de Franse vloot in Duinkerken, had
den moeite om buiten te komen. Hun
opperbevelhebber, lieutenant-de-
vaisseau De Lambours (ons reeds be
kend) verzocht VerHuell dringend
hem te mogen vergezellen. Deze stond
dat toe en zo vertrokken die avond
51 schepen.
Een deel der Engelse vloot lag te
wachten en het was onvermijdelijk
dat deze zou aanvallen zodra men bui
ten de haven zou komen. Die aanval
geschiedde tussen Duinkerken en
Gravelines. Eerst waren het enkele
Britten die naderden, maar hun aan
tal werd steeds groter naarmate
VerHuell vorderde.
Men voer in drie divisies bestaande
uit de voorhoede met één Franse praam,
het centrum met twee Franse pramen
en de achterhoede. Het vierde schip
in de voorhoede, de kanonneer-schoe-
ner de 'Crocodil' onder bevel van
een oudere commandant, had de jonge
adelborst der 3de klasse VerHuell
Jr. aan boord, een neef van de admiraal.
Deze jongeman heeft iets verteld van
zijn ervaringen in die merkwaardige
nacht: 'Ik bevond mij op de Crocodil
als vierde schip in de voorhoede.
De commandant had mij geplaatst bij
één der lange 24-ponders. De duisternis
was gevallen en allen aan boord waren
vol spanning over wat ging gebeuren,
ook mijn oude leermeester de bootsman.
Ik had grote sympathie voor een Franse
officier der lichte infanterie die de
veldtochten in Italië en Egypte had
meegemaakt. Hij droeg het kruis van
het Legioen van Eer. Hij was met zijn
manschappen bij ons aan boord ge
plaatst en vertelde mij vaak in zijn
hut over van alles wat hij had on
dervonden.
Ik stond daar met een brandende lont
bij mijn stuk zoals was bevolen. Er
woei een zachte bries. Wij zagen aan
bakboord de lichten van de Graveli-
nis zonder nog een vijand te zien.
Plotseling bemerkten wij twee drie
masters aan stuurboord. Wij dachten:
dat zijn onze pramen. Zij kwamen zo
dicht bij dat wij in het Frans riepen
om af te houden uit vrees voor een
aanvaring. Een volle laag was het
9