van de kant van Engeland. De zeege vechten waaraan wij aandacht willen geven, vallen uiteen in: een, eerste treffen op 24 maart 1804; een tweede treffen op 16 april 1804; een derde treffen op 16 mei 1804; en tenslotte (er zit een climax in) de grote slag op 16 en 17 juli 180b. Voorhoedegevecht Het eerste treffen vond dus plaats op 24 maart 1804. Het was eigenlijk een voorhoedegevecht. Slechts vier kanonneerschoeners en achttien klei nere kanonneerboten had de schout bij-nacht uitgekozen om voorlopig naar Ostende te verzeilen. Hij ging aan boord van één der beste schoeners in gezelschap van de Franse kolonel Du Four met 45 grenadiers. Bij hel der maanlicht en begunstigd door goe de wind vertrok hij van de Vlissingse rede, steeds dicht onder de kust aan houdend. De Engelse kruisers die al maanden patrouilleerden, waren gewaarschuwd en kwamen met volle zeilen op hem af: twee grote fregatten en een aan tal brikken. Een levendig vuurge vecht ontstond dat echter na een uur afgebroken werd. VerHuells kleine smaldeel kwam met wat schade aan tuig en romp voor Ostende tegen het aanbreken van de dag. Kolonel-generaal Davout en de mari ne-chef van Ostende, vice-admiraal Magon, kwamen aan boord om VerHuell hun gelukwensen aan te bieden met het behaalde succes, en om hem uit te nodigen tot een gezamenlijk fees telijk ontbijt. Maar helaas, op een gegeven moment ontstond er tussen de beide hoge Franse militairen een heftige woordenwisseling, waarbij ze elkaar de afschuwelijkste verwensin gen naar het hoofd wierpen. Het kost te de schout-bij-nacht de grootste moeite om een handgemeen te voorko men, waarop hij verklaarde dat hij zoiets niet kon gedogen aan boord van een oorlogsvaartuig dat nog wel tot de geünifieerde vloten behoorde! Van het voorgenomen ontbijt kwam niet veel terecht. In plaats daarvan moest VerHuell zich 24 uur bezighou den met het aanhoren van de weder zijdse grieven en protesten. Dit was eigenlijk ook een eerste con flict tussen VerHuell en Davout, welke laatste weliswaar een zeer dapper en kundig man was en een der bekwaamste legeraanvoerders van zijn tijd, maar een opbruisend karakter had, even als trouwens zijn rivaal Magon. Davout stond in hoge gunst bij de Eerste Consul, terwijl de admiraal een sober en teruggetrokken man was. VerHuells sympathie was geheel aan de zijde van Magon. Later werd deze overgeplaatst naar een smaldeel van de vloot bij Cadiz, maakte Trafalgar mee en ging daar met zijn admiraals schip ten gronde. Ondertussen had het kleine treffen met de vijand grote uitwerking op de geest van de vloot. De Engelsen waren dus inderdaad te bestrijden en kregen met hun grote schepen zelfs aanzienlijker schade dan de onze. Ontredderde vaartuigen De schout-bij-nacht keerde zo snel mogelijk naar Vlissingen terug om nu met een grotere vlooteenheid de tocht naar Ostende te ondernemen. Een divisie van dertien schoeners werd daarvoor bestemd. Aan boord van het schip de 'Beschutter', waar van VerHuells vlag woei en dat onder bevel stond van de hoogst bekwame luitenant-ter-zee Ossewaarde, scheepte zich ook een jonge Franse luitenant der Grenadiers van het eenentwintigste regiment keurtroepen in. Zijn naam was De Mylius. Toen deze later als gepensioneerd generaal in Parijs woonde, schreef hij in 1846, even na de begrafenis van admiraal VerHuell, een verhaal over hetgeen hij in zijn jeugd had meegemaakt aan boord van het schip van de schout- bij-nacht. Dit eigenhandig geschre ven verhaal bevindt zich in de col lectie VerHuell in het Algemeen Rijksarchief te 's-Gravenhage. De Mylius vertelt dat hij aan boord kwam van de 'Beschutter', een sterk bewapende kanonneerschoener, en met hem dertig grenadiers. Op 7 april verlièt men de haven van Vlissingen om zich naar 'de Reede' te begeven. Daar kwam de bevelhebber aan boord. 5

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1994 | | pagina 7