van VerHueU in het Frans; een rapport van admiraal Magon dat een zijner adjudanten overbracht naar de keizer in Parijs; een uitgebreid artikel in de Moniteur een uiteenzetting van Sir Sidney Smith aan zijn opperbevelhebber Lord Keith (te vinden in de driedelige Keith- Papers) VerHuell vertrok 's morgens, maar een plotselinge windstilte verhinder de de vaart, en zo keerde de hele flotille op de vloed terug naar Breskens. Om één uur was er wat meer wind. Opnieuw werd klaar gemaakt en passeerde men het fort Sluis. Natuurlijk hield men zo dicht mogelijk onder de kust achter de zandbanken. Voorop de schoeners, dan de kanonneerboten, de vier pra men achteraan. De vijand naderde en terwijl hij de linie passeerde werd het één langgerekte kanonnade. De schoeners voeren nu buitenwaarts, de kanonneerboten zo dicht mogelijk bij het strand. Helaas was de stroom tegen en hield de vaart terug, ja ver oorzaakte enkele openingen in de li nie. Enkele schoeners liepen geheel buitenom, om zich beter van hun ge schut te kunnen bedienen. Door een onbegrijpelijke manoeuvre raakte één der schoeners zo ver van de overige af dat een vijandelijk fre gat zich naar hem wendde om hem geheel af te snijden. Op dat ogen blik niet duldend dat hij dat onge lukkige schip zou verliezen, verliet VerHuell abrupt met zijn schoener de linie om het te hulp te komen. Met volle zeilen naderde de 'Piet Heyn' de vijand. De officieren van de staf stonden versteld. Ossewaarde riep: 'Wat gaat u beginnen? Moet u de hele vloot van zijn bevelhebber beroven terwille van dat ene ver vloekte schip?' VerHuell moest wel toegeven en keerde naar de anderen terug. Tegelijkertijd zag hij tot zijn grote woede dat het Bataafse schip de vlag streek en zonder een schot te lossen zich aan de vijand overgaf. Intussen was de vloed doorgekomen en Sidney Smith greep onmiddellijk zijn kans om met zijn schepen over de banken te komen. Met zijn linie schip de 'Antilope' voorop en enkele fregatten na hem viel hij de Bataafse vloot aan met volle lagen. Toch ge lukte het VerHuell de orde te bewa ren, terwijl de Franse detachementen krachtig vuurden, maar vooral ge steund door de veldartillerie die op het strand volgde en de vijand zwaar bestookte. Twee schoeners liepen stuurloos op het strand en daar de vloot Ostende naderde, richtte de vijand zich nu op de gestrande schepen. Tot zijn verbazing merkte VerHuell dat die niet terugvuurden. De hele vlootli- nie was reeds voorbij gevaren en de vloed zette nog door. Toen besloot hij met zijn adjudant Van Son in zijn sloep te gaan. Twaalf matrozen zetten zich onder een kwartiermeester aan de riemen en roeiden wat ze konden, onder een hagelbui van schroot en kogels. De zee zag wit van het schuim der neervallende projectielen. Bij de gestrande schoeners gekomen begroetten de Franse krijgers hen met luide kreten over de beide Hol landse commandanten die met een deel der bemanning op de vlucht wa ren geslagen. De schout-bij-nacht gaf onmiddellijk bevel het vuren te hervatten en dwong de vijand daar door te retireren. Trouwens, het was hoog tijd voor hem cm terug te keren vanwege de nu doorzettende eb. De beide gedroste zeeofficieren werden later door een krijgsraad uit de dienst ontslagen, wat een schande was voor hun families, die tot de aanzienlijk ste van het land behoorden. Toen VerHuell de beide gestrande schepen was genaderd, had hij een sloep van één der Franse pramen ge zien, gestrand op een bank. Een man met een tros in de hand was in zee gesprongen en bereikte de eerste schoener. Hij trachtte de tros vast te maken aan een uitgeworpen anker, kennelijk om die bij de volgende vloed af te winden en het schip te lichten. VerHuell had de man ver volgens even aan dek ontmoet maar eerst toen 's avonds op een ont vangst bij admiraal Magon deze zijn stafofficieren aan VerHuell voorstel- 7

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1994 | | pagina 9