'HET IS GEZIEN, HET IS NIET ONOPGEMERKT GEBLEVEN' M. P. de Bruin: afscheid van een publicist Robbert Jan Swiers Tijdens de overhandiging op 2 december 1994 van Hoog van de toren, een boekje over kerken in Zeeland, maakte auteur M. P. de Bruin bekend dat hij stopte met publiceren. Daarmee was Hoog van de toren tevens zijn laatste publicatie geworden. De druk om binnen een bepaald tijdsbestek een boek te schrijven en de wetenschap dat er nog zoveel te lezen en te genieten was in het leven, had de doorslag gegeven. Tijd dus om terug te blikken op een leven lang publiceren. Over Marinus Pieter de Bruin is al behoorlijk wat geschreven. Het heeft daarom niet zoveel zin nog een keer zijn levensbeschrijving op papier te zetten. Wie daarnaar op zoek is, kan terecht in tijdschriften en bundels die verschenen zijn rond zijn afscheid als hoofd van het Zeeuws Documentatiecentrum. In een gesprek met M. P. in zijn werkkamer in een appartement aan de Touwbaan in Middelburg passeren diverse onderwerpen de revue. Dit stukje is daar een afspiegeling van. Tot mijn verbazing - alhoewel, hoe groot is Middelburg nu helemaal? - liggen er verbanden tussen zijn leven en dat van mij. Mijn vader ging naar school op de Herengracht en maakte daar kennis met kinderen uit het gezin De Bruin. Een zoon van M. P. heeft bij mij op school gezeten. Zelf kwam ik pas in aanraking met M. P. tijdens mijn werk bij het bureau voorlichting van de provincie. Samen met hem heb ik gewerkt aan de uitgave van twee boekjes over cultuurhistorische aspecten van Zeeland, als laatste Hoog van de toren, dat tijdens het schrijven van dit stuk als warme broodjes over de toonbank gaat. Een veel diepere overeenkomst in onze levens is de enorme belangstelling voor de historie en, meer specifiek, het menselijke aspect daarin. In iedere historicus schuilt een romanticus, geen fantast, maar iemand die de mens in de geschiedenis ziet. Pico van der Feen, vriend van M. P., schreef in het vriendenboek ter gelegenheid van het veertigjarig huwelijk van M. P. het volgende: 'Middelburg, eind mei 1940: van de Vlasmarkt tot de Balans een puinveld waaruit de resten van stadhuis en de onthoofde Lange Jan omhoog staken. De grote luiklok had zich vallende tussen de kinderhoofdjes op het Koorkerkhof gedrongen. Op het Abdijplein verwaaiden snippers van middeleeuwse rekeningen met bruingeschroeide randen. Een badkuip stond als enig onverwoestbaar stuk van de inboedel vóór de uitgebrande ambtswoning van de Commissaris der Koningin. Wie dit zag moest wel tot het inzicht komen: geschiedenis, dat is niet iets uit de vorige eeuw, maar dat is datgene wat wij dagelijks beleven. Marinus Pieter de Bruin zag dit en begreep het.' Bij de overhandiging van Hoog van de toren gaf M. P. een tekening van Mies Elout-Drabbe, een portret van Pico van der Feen, aan de provincie, ten behoeve van het Zeeuws Museum. Zo eren vrienden elkaar, moet M. P. gedacht hebben. AI eerder dan 1940 was hij geïnteresseerd geraakt in geschiedenis. Op jeugdige leeftijd ging hij met vakantie naar het gebied rond Diksmuiden in West-Vlaanderen. In zijn dagboek uit die tijd, 27 juli 1937 - hij was toen veertien jaar oud - zijn ansichtkaarten te bewonderen van steden en dorpen die geteis terd waren door de Eerste Wereldoorlog. Op één van de kaarten staat een kapotgeschoten tank in Poelcapelle. Achter het woordje 'tank' heeft M. P. geschreven: 'uit de wereldoorlog'. Er was nog maar één wereld oorlog geweest. En boven de kaart staat jongensachtig geschreven: 'In deze tank hebben we gezeten.' Daar, in dat gebied, heeft hij de geschiedenis 'ontdekt'. In datzelfde gebied en, breder, in Vlaanderen, vond hij een tweede thuis. Samen met zijn vrouw is hij regelmatig te vinden in Veurne, evenals Middelburg een stad die haar ontstaan te danken heeft aan een Karolingische burcht als bescherming tegen Vikingaanvallen. Maar ook de Abdij in Averbode van de Norbertijnen mag hij graag en vaak bezoeken. Deze Witheren, zo genoemd naar de kleur van hun pij, bieden hem een gastvrij onthaal en vormen een rustpunt in een turbulente wereld. En is het niet hun orde, die de 'oorspronkelijke' bezitter was van de Abdij 9

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1995 | | pagina 11