verzameling prentbriefkaarten van
Westkapelle opgenomen tot 1940. Daarmee is
het boek meteen tot standaard-naslagwerk
verheven. De collectie tentoongestelde
fotokaarten is niet compleet. Dat heeft twee
redenen. Ten eerste is een dergelijke collectie
niet te overzien en ten tweede zijn er veel
foto-kaarten met hetzelfde onderwerp, zoals
de mijnramp in 1914, waarbij dorpsgenoten
om het leven kwamen. Niet alle twaalf foto's
uit die serie zijn opgenomen, slechts drie.
Zowel het lezenswaardige tekstgedeelte als de
presentatie van de prentbrief- en foto-kaarten
zijn de moeite waard. De geschiedenis van
Westkapelle begint in het boek bij het gebruik
van de prentbriefkaarten.
Natuurlijk kleeft er een klein nadeel voor niet-
verzamelaars aan het in een boek plaatsen van
alle kaarten, want de vuurtoren, de molens en
het stadhuis komen nu wel heel vaak voor en
meestal op één pagina, want de samenstellers
hebben gekozen voor een presentatie aan de
hand van een route door het dorp. De bij
schriften bij de kaarten zijn nuchter en zeker
niet oubollig, wat bij andere boeken met
kaarten vaak wel het geval is. Leuk is dat ook
prentbriefkaarten zijn opgenomen, zij het niet
alle, tot de periode 1970. De schrijvers
wilden hun eigen jeugd ook in het boek
kunnen terugzien. Aangezien hun leeftijd
overeenkomt met de mijne, kan ik de plaatjes
uit mijn familiealbum vergelijken met de
kaarten uit de periode 1965-1970. Als klein
mannetje ging ik met mijn ouders regelmatig
in Westkapelle wandelen, omdat daar van
moeders kant een familieverleden ligt. Dan
blijkt maar weer eens wat er in een kleine 25
jaar in zo'n plaats kan veranderen. Het
nawoord somt enige van die veranderingen
ook op, van de komst van grote
recreatiecomplexen tot de Pizzeria en de
Chinees. Alles bij elkaar een boek dat niet
mag ontbreken in de boekenkast van
verzamelaar en geïnteresseerde in de
geschiedenis van Westkapelle. Het vormt een
goede aanvulling op de boeken van Krijn
Faasse, die ook werden uitgegeven door
Uitgeverij ADZ.
Robbert Jan Swiers
Onderzoek Walcherse streektaal
Eind vorig jaar verscheen 'De Guus van
Békerke'. verslag van een onderzoek naar het
gebruik van streektaal onder Walcherse
basisschoolleerlingen en hun ouders,
geschreven door Marco Evenhuis.
Marco Evenhuis is voor ons geen onbekende.
In 1993 heeft hij al een scriptie gemaakt over
het taalgedrag van kinderen op Walcheren en
in Nehalennia is aan dat onderzoek destijds
ruim aandacht besteed. Het onderwerp
interesseerde hem dermate, dat hij een
vervolg op zijn eerste studie heeft geschreven.
Uitgangspunt is de jeugd van Biggekerke,
maar het verkregen materiaal van dat dorp
wordt afgezet tegen de andere dorpen op
Walcheren en dat maakt het geheel
interessant.
In zijn inleiding zegt Evenhuis, dat het hem
eerder was opgevallen dat veel Walcherse
ouders Algemeen Nederlands (AN) tegen hun
kinderen praatten, terwijl die ouders juist
onder elkaar en tegen hun ouders en andere
familieleden en kennissen vrijwel uitsluitend
Zeeuws (Walchers) spraken. Het aantal
kinderen dat Zeeuws sprak was veel groter
dan hij verwachtte.
Van de kinderen op het Walcherse platteland
onder de 12 jaar praat 30 dialect. Van hun
ouders, die we mogen schatten tussen de 30
en 45 jaar, spreekt 68 de streektaal en van
de grootouders, die we mogen klasseren
tussen de 45 en 65 jaar is dat zelfs 80 Aan
de ene kant zien we, dat het dialect bij de
oudere bewoners van Walcheren nog levend
is, terwijl van de jeugd slechts één derde deel
dialect spreekt. Het is duidelijk dat de invloed
van de school, de radio, televisie en de
uitstraling van Vlissingen en Middelburg hier
schuldig aan zijn. De gemiddelde Walcherse
dialectspreker vindt het erg jammer dat het
dialect op z'n retour is. Wat dit betreft,
zouden er eigenlijk meer activiteiten moeten
plaatsvinden die typisch op het streekeigene,
en dan vooral op het dialect zijn gericht.
Daarbij wordt dan gedacht aan een rubriek in
de krant (64%), meer dialectboeken (27%),
muziek (35%) en toneel (32%) in de
streektaal. Terloops wijst Evenhuis dan even
in de richting van onze Vereeniging.
Om nog even terug te komen op het dialect
binnen het gezin, verwijst Evenhuis naar êen
studie van Adri Menheere, die deze in
1987/88 verrichtte binnen de gemeente
Borsele. Daar komt die negatieve
gevoelswaarde tegenover het dialect duidelijk
naar voren en kijken de ouders tegen het AN
op. 'Frappant is dat hoewel driekwart van
deze ouders van mening is, dat het
Nederlands meer woorden en uitdrukkingen
kent dan het Zeeuws, slechts 27 vindt, dat
zij in het Nederlands meer kan zeggen dan in
33