j
Idem vraag 22: bi d'n beer doen.
Hetzelfde voor vraag 27ne lulluk-
ke slag.
Dierenarts A. Wagner (Sah) gaf een
verbetering van het WZD: 'Over land
en tuinbouwgereedschappen kom je,
als zovele onderwerpen, nooit uitge
praat. Je komt dan in de sfeer van
een encyclopedie. Ik liep tegen 't
woord moren op, ploegen met de
móórploeg. In het Zeeuws Woorden
boek wordt een beetje de indruk ge
wekt dat je hier een zware ploeg be
doelt. Dat is eigenlijk niet juist.
Men ploegde ongeveer 25 cm diepe
voren met de wentelploeg bespannen
met twee, liefst drie paarden. De
bodem van de vore (veure) begint
dan, na jaren, een soort grenslaag
te worden tussen de losgewerkte laag
boven en de meer met rust gelaten
grond eronder. Om nu die grens wat
uit te wissen, ploegde iemand direkt
na de ploeg, met een moorploeg de
bodem van de vore los. Die more was
een klein ploegje, getrokken door
één paard, waarmee dus alleen de
bodem van de veure bewerkt werd.
Een extra bewerking dus waarbij je
het ploegresultaat verbeterde. Dus
niet (Zeeuws Woordenboek) met een
zware ploeg.'
De egge duzendpóóter is volgens J.J.
Sinke (Ril) in die streek bekend en
gebruikt.
Dhr. A.J. Beenhakker (Ktg) schrijft
ons: 'Kent u deze uitdrukking, als
antwoord op de vraag: Moeder, wat
moet ik eens gaan doen?: Gae op j'n
óód stae en mie je têênen spele
(ontwijkend antwoord).'
Van enkele leden kwam weer over
de scharnieren: D'angen gae in de
duumen. Met een duidelijke tekening:
duume
'ange duum
Zie ook WZD blz. 315.
Mw. M.L. van Veen-D'hert (LvA)
vraagt: 'Waar komt poeten (oneerlijk
spelen) eigenlijk vandaan? Als dit
ontdekt werd, onherroepelijk riep
er dan ééntje: Potje voor d'n duvel,
en stond het hele spel op zijn kop,
vooral bij knikkeren
Van dhr. Bei Cok (Kn) o.a. een ge
dicht van 10 coupletten en de uit
leg van het kuutje stuken. Knikkeren
gebeurde b.v. met vier knikkers van
jezelf en vier van de tegenpartij. Je
moest dan stuuken in de kuute; een
kuiltje in de grond. Was het aantal
in de kuute paar dan waren ze alle
acht voor jezelf, was het aantal
onpaar dan waren ze voor de tegen
partij
Dhr. P.W.C. van Westen (Ovm)
schrijft: 'Op blz. 45 van Neh. 101
staan twee tekeningen van een twee
tal tangen. Het gebruik van de recht
se tang is mij onbekend. De linkse
afbeelding komt mij voor dat deze
tang werd gebruikt om het vee te
kenmerken. Aan de bovenste kop stond
de naam gegraveerd van de eigenaar
(b.v. E.J. Janse)deze tang werd
in het vuur gehouden om de naam
te graveren in de horens van het
rund. Men deed dit omdat de weiden
nogal eens ver van de boerderij gele
gen lagen. De dialectnaam van dat
voorwerp was de merktange1
Dhr. J. Visser (Gpol) meent: 'Het
tangetje dat op blz. 45 rechts boven
in Neh. afl. 101 is afgebeeld, kan
volgens mij een stuk gereedschap zijn
dat vroeger gebruikt werd om bijzon
dere vormen in een schoen o.i.d.
te maken (in leer dus). Er zijn im
mers altijd mensen geweest die ver
groeide voeten hadden, b.v. het ge
wricht van de grote teen dat zich
41