DE WESTCAPPELSCHE VRIJHEIT' Rumoer op Walcheren en in het bijzonder te Westkapelle in het laatste kwart van de achttiende eeuw' P.W. Sijnke Het was nogal rumoerig op Walcheren in de jaren 1775-1779. In feite kunnen we het gehele laatste kwart van de 18de eeuw als onrustig kenmerken, zowel hier als elders. Het was een 'tijdvak van storm en'drang, dat ook de Westkappelaars in beroering bracht'.' Zo in 1775 toen er problemen waren tussen de directie van Walcheren en de dijkwerkers. In maart 1775 werd militie van het garnizoen uit Vlissingen te Westkapelle ingekwartierd: vijf officieren, één dokter, acht sergeants en honderd 'gemeenen'. Deze troepen vertrokken weer in november (naar Middelburg).3 De nieuwe psalmberijming De invoering van een nieuwe psalmberijming zou in Westkapelle de meeste commotie geven. De interpretatie van Kloek en Mijn- hardt van deze gebeurtenissen, namelijk dat voor deze halfgeletterden het contact met een belangrijk deel van de geloofsbeleving ruw werd verbroken'4 is naar mijn idee on juist. In eerste instantie ging het met name om de nieuwe zangwijze (de zogenaamde 'korte zangwijze') van de psalmen. Bovendien ligt de zaak toch wel wat gecompliceerder. De ambachtsheer van Westkapelle, mr. Martinus Johan Veth van de Perre (1747- 1802), besloot dat na de invoering van de nieuwe psalmberijming nu ook de bijbeho rende verkorte zangwijze moest worden ingevoerd. Wat was het geval? De Staten- Generaal hadden een commissie ingesteld met de opdracht een nieuw psalmboek samen te stellen. Men vond de strekking en bewoor ding, maar ook de toonzetting, van de 16de- eeuwse psalmen verouderd. Alle provincies waren in deze intersynodale commissie vertegenwoordigd. Voor Zeeland hadden de predikanten Josua van Iperen en Johannes Jansen zitting. In 1773 werd de nieuwe berijming in de erediensten ingevoerd. 'Dit betekende dat in geheel Nederland de berijming van Pieter Datheen vervangen werd door een aanzienlijk minder schriftuurlijke, waarop de Verlichting haar invloed had doen gelden. De Calvinisten van de oude stempel, vooral zij die zich oefenden in de persoonlijke bevinding van ellende en genade, verkozen de opgedrongen berijming niet te zingen, hetgeen tot grote ongeregeldheden tijdens de kerkdien sten in een aantal Walcherse dorpen aanleiding gaf 5 In wezen gaf echter niet zo zeer de nieuwe berijming, als wel de nieuwe zangwijze aanleiding tot de problemen. Immers, "de invoering der nieuwe psalmen ware gemakkelijk geschied. Doch dat korte zingen, dat wraakten ze'.6 Westkapelle zou zelfs de eerste gemeente in Zeeland zijn geweest die eind 1773 de nieuwe berijming invoerde.7 Maar de zang bleef als de zee, waaraan de smalstad lag: met veel wentelingen en draaiingen... Op de vergadering van 16 februari 1776 van het Westkappelse stadsbestuur kwam burgemeester Huijbregtsen met het schriftelijk voorstel 'het zingen op heele en halve toonen in deze gemeinte te introduceren'. 'Waarop sijnde gedelibereert is goedgevonden gemelde oogmerk te begunstigen en te beginnen met rasser te zingen'.8 De ambachtsheer Veth van de Perre verordonneerde dat de nieuwe, vluggere manier van zingen op zondag 17 maart 1776 te Westkapelle ingevoerd diende te worden. Aldus geschiedde. Dit vormde de letterlijke opmaat voor de latere tumultueuze gebeurtenissen. De voorzanger, schoolmeester Abraham Krijger, en sommigen met hem, zongen op de nieuwe vluggere manier. Velen hielden echter aan de oude, slepende zangwijze vast. Een kakafonie was het gevolg! Deze wanorde duurde vele zondagen en dit bepaald niet tot genoegen van 'den Weledelen Halsheer' (de ambachtsheer) en van het stadsbestuur. De stedelijke magistraat besloot tot strenge maatregelen. Men wilde een voorbeeld stellen dat anderen zou afschrikken. Eén van de 'langzaamzingers' was een zekere Zachaeus, een klein kleermakertje. 'Nadat men gemeend had een kleermakers baas, met name Zacheus, weg te jagen, maar die had een vrouw met 4 kinders en die tot last van den armen zou geweest zijn, en zoo kwam die man vrij, ook nog door 2

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1995 | | pagina 4