moesten zich voor het raadhuis van
Westkapelle opstellen en verklaren dat zij dit
alles vrijwillig hadden gedaan. Dit omdat zij
vroeger verklaard hadden onder dwang te
hebben gehandeld. Nadat burgemeesters en
schepenen hadden gezegd 'het vrijwillig te
hebben gedaan' merkte Burggraaf op: 'God
bewaare u van zulks meer te doen, gij zult er
rekenschap van moeten geven in den dag des
oordeels dat ik uijtgestaan hebbe in den tijt
van agt jaaren is niet te zeggen'.26 Maar
daarmee was deze zaak nog niet ten einde,
want na Burggraaf werden ook Caland,
Ingelse en Lous openlijk gehuldigd. Tegen 31
augustus organiseerde men zelfs een grote
feestoptocht: 'met de prinsenvlag voorop
reden de beschuldigden en hunne vrouwen,
met een gevolg van wel 100 wagens vol bazen
en bazinnes in triumf eerst naar Vlissingen,
toen naar Middelburg - waar ze pleisterden in
de Abdij - en eindelijk naar Vere, en sedert
werd in Walcheren gezongen in erbarmelijk
kreupelrijm het Gedenk-digt op de groote
bijeenkomste dag van de ingekomen
gebannenen op 31 Augustus 1787, op een
aangename Vois, uitgegeven met 't
onderschrift: "Door een oprechte
Oranjevriendt - wordt u dit toegediend."27
Op 13 oktober 1787 verzocht de schepen
Aarnout Thoutenhooft 'om de Burgemeesteren
Hollebrandse en Minderhout te qualificeeren
om de somme van 1500 Vlaams te
negotieeren ten laste van de stad, en ten
behoeve van Isebrand Borgraaf' ,28 Maar de
recalcitrante Friese timmerman bleef stoken.
Zo beloofde hij op de achttiende oktober voor
de herberg Den Oranjeboom de mensen een
beter leven en 'den buijk vol vleesch'.
Bovendien bedreigde hij de beide
burgemeesters meteen tweede plundering en
verlies van hun leven als zij hem geen geld
afstonden. Aldus wist hij ze nog eens 2500
Vlaams af te persen.25 Blijkbaar had hij toen
genoeg vergaard om stil te kunnen gaan
leven, want hij ging rentenieren aan de
Seissingel bij het buitenhuis De Griffioen, net
buiten Middelburg.
Het wordt eentonig, maar het bleef onrustig in
Westkapelle.
In 1789 waren er tumultuaire
omstandigheeden, en sterke beweegingen
onder eenige ingezetenen alhier
En toen kwam, net als in de rest van de
Republiek, de omwenteling van 1795.
'Dingsdag den 10 Maart 1795. Den Eersten
Dag der Westcappelsche Vrijheit', vermeldt
het resolutieboek van de smalstad.31
'Het Vrije Volk der steede Westcappelle'
deelde mr. Veth van de Perre mede dat men
hem niet langer als 'Hals-, Vrij en
Ambachtsheer' wilde erkennen.32 Vervolgens
ontsprong zich een hele juridische strijd met
de ambachtsheer. Het zou echter te ver voeren
er hier op in te gaan.
De Provisionele Representanten van Zeeland
stelden op 1 maart 1796 een Commissie tot
onderzoek naar de plunderingen van de jaren
1786, 1787 en 1788 in. De stukken van deze
commissie bleven bewaard in de archieven
van de Staten van Zeeland en vormen een heel
interessante bron voor het hier behandelde
tijdperk.33 De commissie maakte in 1797 een
'Alphabetische Naamlyst, der begunstigers en
bewerkers, zoo wel als der aanvoerders en
actieve deelnemers, van en aan de Plundering
en Geweldenaryen van den Jaare 1786, 1787,
1788'. Deze lijst werd gedrukt en onder meer
aan alle plaatselijke besturen in Zeeland
gezonden. Bij de begunstigers en bewerkers
treffen we - uiteraard - IJsbrand Leinse
Burggraaf aan, met de toevoeging 'thands
geconfineerd in het Tuchthuis'. Bij vonnis van
31 augustus 1796 was Burggraaf namelijk
alsnog veroordeeld tot 10 jaar tuchthuisstraf
en wel wegens het ontvangen van zijn schade
loosstelling in 1787.34 Erg lang heeft hij dus
niet kunnen rentenieren... Wat er verder van
deze eigenwijze volksmenner is geworden
weet ik niet, zijn naam heb ik niet aange
troffen in de Middelburgse begraaflijsten na
1796.35
En hiermee eindigt het relaas inzake de
onlusten op Walcheren en in het bijzonder te
Westkapelle in het laatste kwart van de 18de
eeuw.
Conclusie
Wat kunnen we, het geheel overziende, nu
concluderen?
Het was vaak rumoerig in het eigenzinnige
dijkdorp Westkapelle, maar de jaren 1775-
1795 vormen wel een uitzonderlijk
tumultueuze periode.
De directe aanleiding tot de troebelen in de
tweede helft van de jaren zeventig vormt de
invoering van de nieuwe psalmberijming. Die
wenst men niet. De Westkappelaars blijven
koppig vasthouden aan hun tradities. Hierbij
valt met name het verzet van (de allochtoon)
IJsbrand Leinse Burggraaf op. Godsdienstige
aspecten spelen, ook in het verzet tegen de
6