van de containers bedraagt steeds ca. 18 en. Het oppervlak is ruw versierd met strepen. 3. Tijdens het graven van de bouwput voor een inpandig zwembad annex kelder voor het nieuwe Badhotel nabij het centrum werden in de week van 22 maart waarnemingen verricht. De bouwput bleek precies op de wal van de in 1991 ontdekte vroegmiddeleeuwse ronde burcht te liggen. (Zie de Archeologische Kroniek over 1993 in Archief Zeeuwsch Genootschap (AZG) 1994.) Borsele 1. In februari schonk mevr. J. de Jonghe-de Jonghe uit 's-Heer Abtskerke het Depot te Middelburg een grote collectie aardewerk die zij in de loop der jaren verzameld had op diverse lokaties in de omgeving van haar woonplaats. Het betreft vindplaatsen aan de Polderweg te 's-Heer Abtskerke en de Deeweg en de Zandweg te Sinoutskerke. Naast Pingsdorf- en Andenne- aardewerk bestaat het grootste deel van de collectie uit 15de- tot 17de-eeuws rood aardewerk. 2. Door de Afdeling Archeologie Onder Water (AAO) werd op 29 september een verkenning uitgevoerd in het Zwaakse Weel ten zuiden van 's-Gravenpolder naar de mogelijke aanwezigheid van historische scheepsresten. De vindplaats werd gemeld door de Stichting Behoud Onderwaterschatten Zeeland in de persoon van D. Roos. Het aangetroffen hout was evenwel niet als zodanig te identificeren. Om de potentie voor het vinden van scheepswrakken te onderzoeken stelde A.D. de Vos (AAO) een rapport samen over de inpolderingen van de Zwake waarvan het Zwaakse Weel de restgeul vormt. Daaruit komt naar voren dat de 2 tot 3 km brede zeearm/geul vanaf de 12de eeuw door inpolderingen steeds nauwer werd tot het moment waarop hij in 1445 bij 's- Gravenpolder werd afgedamd en zijn functie als scheepsvaartroute verloor. Eventuele nieuwe vondsten zijn dus bij voorbaat de moeite van het onderzoeken waard. Goes 1. Op 7 juni werd een verkenning uitgevoerd op het industrieterrein De Poel II ten zuidwesten van Goes. Bij de aanleg van een zeer vlak, zo goed als horizontaal sloottalud van meer dan 5 meter breedte in het kader van de ecologische landschapsbouw, konden een groot aantal moerneringsputten worden bestudeerd. De kuilen waren wisselend van grootte. In een van de putten was de plaats waar de turven gestoken moesten worden al wel aangegeven met spadesteken, maar waren de veenturven niet daadwerkelijk verwijderd. Het snededeel van de gebruikte spade bedroeg 18 cm. De moerneringsputten zijn tijdens een latere overstromingsfase met klei opgevuld. Van de schelpen van de onderin de put levende schelpdieren Scrobicularia plana) werd een monster verzameld voor 14C-analyse. De grens tussen de Calaisklei en het Hollandveen lag op ca. 2,50 m - NAP. De schelpen werden verzameld onderin de veenwinputten op ca. 2,20 m - NAP. Volgens de geologische kaart is de klei tijdens de Duinkerke Il-transgressiefase afgezet. De uitslag van de meting luidt: 1680 30 BP (GrN-20 007). Na ijking levert dit de volgende jaartallen op. Bij 1 sigma ligt de ouderdom tussen 270 en 274 na Chr. of tussen 338 en 404 na Chr. Bij 2 sigma tussen resp. 256 en 292 of 324 en 418 na Chr. Dit houdt in dat de aangetroffen veenwïnning uit de Romeinse Tijd dateert en dat in de 4de eeuw het land ter plaatse overstroomd raakte ten gevolge waarvan klei tot afzetting kwam (Afzettingen van Duinkerke II). Een datering van het veen ter hoogte van de schelpen en een tiental centimeters boven de basis leverde een 14C-uitkomst op van 3540 70 BP (GrN-20 122). De uitkomst is geheel volgens verwachting ca. 1000 14C-jaren jonger dan een reeds bekende 14C-datering van de basis van het veenpakket in de nabije omgeving. 2. Op 12 oktober moest hals over kop een verkenning worden verricht op het 'Zeetex- terrein' aan de Wijngaardstraat. Door de bodemverontreiniging en slechte afspraken kon weinig worden uitgericht. Het is van groot belang dat ook in Goes een Werkgroep Stadsarcheologie gaat functioneren, zodat ook in deze stad de kansen voor archeologisch onderzoek systematisch benut kunnen gaan worden. Hulst 1Door R. Bleijenberg en J. Maebe werden drie houtmonsters genomen van kistbegravingen van het grafveldje dat vorig jaar aan de rand van het Verdronken Land van Saeftinghe werd ontdekt (Jaarverslag ROB 1992, 192). Een van de monsters betrof eikehout en leverde een dendrochronologische datering op van 1078 6 na Chr. (dat.: Stichting Ring, Amersfoort). Een beschrijving van het grafveldje is opgenomen in de Archeologische Kroniek over 1992. Tijdens een excursie onder leiding van R. Bleijenberg van de Stichting Mother Sea, een 19

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1995 | | pagina 21