jongerenclub met belangstelling voor
'onderwaterarcheologie', naar de plaats van
het grafveld werd op 20 september door Jet
Hoed een nieuw graf ontdekt. De aan deze
ontdekking gewijde uitzending van het
Jeugdjournaal veroorzaakte enige commotie
omdat de indruk werd gewekt dat het om
ongecontroleerde schatgraverij zou gaan. In
verband met voortschrijdende erosie van het
Scheldewater werd besloten het graf te
bergen. Het betrof een ca. 30-jarige man met
een lichaamslengte van 1,70 m. Ook dit graf
bestond uit een in het veen uitgegraven
rechthoekige kuil waarin de dode was
bijgezet. Het graf was afgesloten door middel
van een eikehouten plank. In de onmiddellijke
nabijheid van de vlakgraven werden 34
fragmenten aardewerk verzameld (Andenne,
Pingsdorf, kogelpot). Een 14C-meting
uitgevoerd door het Centrum voor Isotopen
Onderzoek te Groningen van het menselijk bot
leverde een ouderdom op van 1065 30 BP
(GrN-20 290). Omgerekend in zonnejaren ligt
de ouderdom van het skelet daarmee tussen
974 en 1014 na Chr. (bij 1 sigma). Het feit
dat de graven nogal ver van elkaar verwijderd
liggen, zou een argument kunnen zijn voor
een relatief lange gebruiksduur van het
grafveldje. Dit lijkt door de uitslagen van de
dendrochronologische datering en de 14C-
datering te worden bevestigd.
2. Van 22-24 maart vond op instigatie van R.
Bleijenberg, beheerder van de geologische
groeve van Nieuw-Namen en J. Boom,
Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische
Vereniging, afd. Zeeuws-Vlaanderen, een
opgraving plaats in een perceel ter hoogte van
de Kauterstraat 9 te Nieuw-Namen. Het
onderzoek werd uitgevoerd vanuit het PDB in
Middelburg. Leden van de heemkundige kring
'De Vier Ambachten' en de AWN afd.
Zeeland verleenden assistentie bij het
graafwerk. De hooggespannen verwachtingen
op grond van de resultaten van eerder
onderzoek op deze lokatie in 1990 werden
niet ingelost. Er werden geen
bewoningssporen uit de steentijd in situ
aangetroffen. In de 35 x 10 m grote werkput
konden slechts dertien vuursteenafslagen en
een werktuigje van Wommersomkwartsiet
worden verzameld. De vondsten bevonden
zich in een restant van een podzolbodem dat
was gelegen op Pleistoceen dekzand en werd
afgedekt door laatmiddeleeuwse klei. In de
periode van 7-13 oktober werd meer naar het
westen door R. Bleijenberg en H. Crombeen
nogmaals een 20 m lange en 3 m brede
werkput uitgegraven. Dit keer waren de
vondsten talrijker en werden een concentratie
van 39 vuursteenafslagen en een kernsteentje
ontdekt. De opgravingsvondsten, te zamen
met een selectie van de vuurstenen artefacten
die de afgelopen tijd aan het oppervlak zijn
verzameld door R. Bleijenberg en leerlingen
van de St.- Jozefschool onder leiding van J.
de Baar, worden nader bestudeerd door H.
Jongepier uit Westkapelle. De datering van
het materiaal loopt op het eerste gezicht uiteen
van Jong-Paleolithisch tot Neolithisch.
4. Voor luchtfotovindplaatsen zie onder
diversen.
Hontenisse Voor luchtfotovindplaatsen zie
onder diversen.
Middelburg 1. Tijdens de sloop van het Huis
van Bewaring aan de Kousteensed ijk werd een
opgraving uitgevoerd. Het gebied van
onderzoek sloot naadloos aan op het
onderzoek dat in 1992 in de bouwput voor de
parkeerkelder en het belastingkantoor werd
verricht. (Zie de Archeologische Kroniek
1993 in AZG 1994.)
2. Tijdens rioleringswerkzaamheden in de
Nederstraat werden in september door H.
Hendrikse van het PDB Middelburg
waarnemingen gedaan. Op 2 m onder
straatniveau werden de bovenkanten van
enkele, mogelijk 16de-eeuwse keldergewelven
aangesneden. Later, waarschijnlijk in de 18de
eeuw, zijn de gewelven dichtgezet met
Utrechtse steen. Opmerkelijk is de
vooruitgeschoven positie van de gewelven ten
opzichte van-de huidige rooilijn.
3. Tijdens riolerings- en
bestratingswerkzaamheden aan de Balans
werden vanuit het PDB waarnemingen
verricht. Daarbij kon de westelijke muur van
het voormalige Vleeshuis worden opgetekend.
Het werd in 1520 tot Balans ingericht en in
1823 gesloopt. Het gebouw stond op het
huidige plein dat Balans heet. Het fundament
van de 23,5 m lange westmuur ligt ruim 5
meter uit de rooilijn van de huizen aan de
westzijde van het huidige plein. De dikte van
het opgaande werk bedraagt op 1,50 m NAP
0,70 m, de steenmaat is 26 x 12 x 6 cm.
4. De werkzaamheden van gemeentezijde
zoals vermeld onder 3. werden ook benut
voor een klein onderzoek op de plaats waar de
wal van de 9de-eeuwse ringwalburcht werd
vermoed. (Zie de Archeologische Kroniek
1993 in AZG 1994.)
5. De heer H. Bostelaar meldde enkele
20