'0»m MJllDBLSIJ bewaard gebleven en aan het eind van de negentiende eeuw begon men meer oog te krijgen voor de monumenten van het verleden. De wandelaar in Middelburg moest zich wel beperken tot het centrum van de stad binnen de grachten/binnensingels om alleen -restanten van- rijkdom en glorie te zien. De gevelwanden aan de kaaien en in de hoofdstraten waren aaneengesloten gebleven, de Abdijgebouwen werden onder leiding van J.A. Frederiks gerestaureerd. Uit het station komend zag de wandelaar eerst de statige herenhuizen aan de Loskade. Deze in verschillende neo-stijlen opgetrokken panden stonden er nog niet zo lang. Dan de Koningsbrug over, rechtsaf de Londensche-, Bier- en Rouaanschekaai af naar de Dwarskaai, vanwaar hij aan de overzijde van de haven het voormalige Oost-Indisch Huis, op dat moment Entrepot, aan de Rotterdamschekaai zag liggen. Vervolgens over de Dam, langs het droogdok 'Prins Hendrik', richting het centrum. Door de Lange Delft, waar het voormalige West- Indisch Huis, op dat moment school, stond. Via het marktplein de Lange Noordstraat in, rechtsaf naar het Hofplein, door de Wagenaarstraat en over de Balans naar de Abdijgebouwen, waar de restauratie zo goed als voltooid was. Via de Lange Burg eindigde de wandeling op de Groote Markt, alwaar het stadhuis kon worden bewonderd. Van het panorama van de stad en van vergezichten buiten de stad kon de wandelaar genieten op de bolwerken, die in de jaren veertig van de negentiende eeuw door landschapsarchitect K.G. Zocher waren herschapen tot plantsoenen. Als hij zich verder in het roemrijke verleden van de stad wilde verdiepen, kon hij een bezoek brengen aan het Kunstmuseum (verzameling van 'hedendaagsche' en oude kunst) in het Schuttershoflokaal, de oudheidkundige verzameling ten Raadhuize, en/of de verzamelingen van het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen in de Wagenaarstraat. Armoede en verval Wie wilde kon ook een wandeling door Middelburg maken waarbij hij bijna alleen armoede tegenkwam. De wandelaar moest zich dan wel ophouden in het gebied tussen de binnensingels/grachten en de bolwerken. Vanuit het station ging hij dan linksaf de Blauwedijk op, waar hij rechts de ijzergieterij van Boddaert kon zien. Dan over de Beenhouwerssingel, met een uitstapje naar het gebied bij de Lange en Korte Geere, via Achter de Houttuinen, waar de grachten vol lagen met hout van de firma Alberts, naar het gebied achter de Seisbrug. Vandaar via de Penninghoeksingel of de Achtergracht - vanwege de stank niet aan te bevelen- naar het Bagijnhof en over het Molenwater via de Nieuwe Oosterschestraat naar de wijk rondom de Oostkerk. Hij kon dan over de Dwarskaai, Spijker- en Dokbrug langs 'The Vitrite Works' en Loskade teruglopen naar het 4

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1995 | | pagina 6