station.
D. Bimmel en C.J. Riemens maakten zo'n
soort tocht in 1904. Hun bevindingen werden
gepubliceerd in de brochure Arm Middelburg:
Hoe het woont! Hoe het leeft! Bimmel en
Riemens onderzochten een 79-tal woningen,
waarvan 50 met 1 vertrek, 27 met 2 en 2 met
3 vertrekken en 11 'waarvan de zolder dient
als slaapplaats voor personen van beiderlei
kunne, zonder eenige behoorlijke
afscheiding.'
Bedrijvigheid
Het Middelburgse gemeentebestuur had veel
verwacht van de aanleg van kanaal en
spoorlijn. Dankzij deze betere en snelle
verbinding met het achterland zouden handel
en welvaart herleven. Dat viel echter tegen.
Er vestigden zich wel bedrijven, maar slechts
enkele bleken blijvers. Zo had de Fabriek van
vitrite en koperen voorwerpen speciaal op
electrisch gebied 'The Vitrite Works' zich
gevestigd in de leegstaande gebouwen van de
MCC, de ijzergieterij van de firma Boddaert
Sc Co. aan de Kousteenschedijk en de
stoomhoutzagerij G. Alberts Lzn. Co. aan
Achter de Houttuinen.
Opmerkelijk was dat de meeste initiatieven
van buiten kwamen en de Middelburgse
upper-class haar gelden nauwelijks in de
industrie van de eigen stad belegde.
Naast de genoemde bedrijven waren er nog
enkele die werkgelegenheid boden, maar veel
waren het er niet. De gemeente Middelburg
had een aantal (37) mensen in dienst bij de
gasfabriek en waterleiding. Onder de
particuliere bedrijven bevonden zich onder
meer de broodfabriek van Jeronimus (9
werknemers), de houtzagerij van I. de
Broekert Co. (27 werknemers), de
houtzagerij en -schaverij van Den
Bouwmeester, Borsius en Van der Leijé (26
werknemers), de stoomoliemolen van Spoors
en Sprenger (8 werknemers), de meelfabriek
van de Wed. J.H.C. Kakebeeke Gz. (60
werknemers), de meubelfabriek van F.M.
Beunke Zoon (7 werknemers), de
pianofabriek van Antoine Mes (20
werknemers) en de boekdrukkerij van J.C.
W. Altorffer (19 werknemers).
Bij elkaar genomen boden de bedrijven
genoemd in het 'Verslag gedaan door
Burgemeester en Wethouders van Middelburg
aan den Raad dier gemeente 1898', (pp. 90-
91) aan zo'n 450 mensen werk.
Liefdadigheid en sociale bewogenheid
Rijk was rijk en arm was arm. De ontmoeting
vond plaats in bedéling en onderdanigheid.
De upper-class was zeker bereid om de
charitas te beoefenen. Ze deed dat met
overtuiging en in vele instellingen. In de
verschillende gidsen over Middelburg
omstreeks 1900 worden er meer dan 30
genoemd. Een paar voorbeelden, naast de
gebruikelijke godshuizen en diakonieën:
Vereeniging tot bevordering der belangen van
den dienstbaren stand te Middelburg;
Vereeniging tot het bezoeken der armen;
Vereeniging verbetering der armenzorg;
Commissie tot spijsuitdeeling aan
minvermogenden; Genootschap van
moederlijke weldadigheid en -last but not
least- de vereniging 'Kinderzorg' en de
vereniging 'Ons Huis'.
Hoofdzaak was naastenliefde. Van armenzorg
als middel tot regulering van de arbeidsmarkt
was geen sprake; het rustig houden van de
lower-class was in verband met de handhaving
van de openbare orde mooi meegenomen.
Sterk maatschappelijk bewogen was Marie
(Maria Catharina) Berdenis van Berlekom,
dochter van de in Middelburg zeer bekende
arts. Zij was één van de steunpilaren van de
vereniging 'Ons Huis', die als doel had
'jongere en oudere mensen uit de werkende
stand in een gastvrij onderkomen
mogelijkheden tot ontwikkeling en educatieve
recreatie te bieden'. (Scherft 208). Zij deed
dit werk met veel overtuiging. Haar koortje
werkte in 1901 mee aan het grote feest dat
door de vereniging 'Uit het Volk-Voor het
Volk' werd georganiseerd ter gelegenheid van
het huwelijk van koningin Wilhelmina en
prins Hendrik. Ook de opvoeringen ten bate
van de vereniging 'Kindervoeding' passen in
dit beeld. C.J. Cleuver had ten behoeve van
het kinderkoor van zijn zangschool, behalve
de zangspelen 'Prins Geliefd' en 'Prinses
Zonneglans', ook de muziek van het zangspel
'Elidore' geschreven. De tekst voor dit
zangspel was afkomstig van Johan Huizinga,
de verloofde van Mary Vincentia Schorer.
'Elidore' werd in 1901 opgevoerd ten bate
van 'Kindervoeding'. Het speelde zich af in
'Nevelland' in de tijd van de Middeleeuwen.
Leidster van de opvoering was Mary Schorer.
Zij was de opvolgster van Albertina Henriëtte
Luteyn, die eerder een aantal kinderoperettes
voor 'Kindervoeding' had gedicht, op muziek
gezet en geregisseerd.
5