m
In januari 1995 werd, in het kader van de
Ruilverkaveling Breskens-Zuidzande, een
aanvang gemaakt met de aanleg van
natuurvriendelijke oevers rondom de
Nieuwerkerksche Kreek. Eind januari
meldden de heren Kennis en Van 't Westeinde
dat de werkzaamheden zich nu op de plaats
van de voormalige nederzetting bevonden.
H. Hendrikse, medewerker van het
Provinciaal Depot voor Bodemvondsten te
Middelburg (PDB), was op 10 februari na
overleg met de heer Van 't Westeinde en de
heer Maenhout van Waterschap 't Vrije van
Sluis ter plaatse aanwezig. Hij stelde vast dat
het werk vanaf 13 februari op de voet gevolgd
moest worden.
Op 13 februari werden aan de rand van de
kreek funderingsresten gevonden van een kerk
en menselijke begravingen. Deze ontdekking
bevestigde het vermoeden dat de nederzetting
Nieuwerkerke aan de zuidzijde van de kreek
gelegen was.
Medewerking
De volgende dagen kon met hulp van de
medewerkers van de Landinrichtingsdienst, de
heer Maenhout, de projectuitvoerder Martens
van de Grondmij en het loonwerkbedrijf
Oomen een kleinschalig archeologisch
noodonderzoek worden uitgevoerd. Ook de
landeigenaar, de heer Salomé, stelde zich zeer
positief op en verleende alle medewerking.
Het archeologisch onderzoek werd uitgevoerd
onder auspiciën van de provinciaal archeoloog
(Rijksdienst voor het Oudheidkundig
Bodemonderzoek), B. Oele en H. Hendrikse,
medewerkers van het PDB. Assistentie werd
verleend door de amateur-archeologen L.
Goldschmitz-Wielinga, L. Roelofsen, D. van
der Linden en Ch. van Pamelen. allen
aangesloten bij de Archeologische
Werkgemeenschap Nederland (AWN),
afdeling Zeeland en de heren H. Kennis, R.
van 't Westeinde en J. van Mierlo.
Resultaten
Er werden funderingsresten aangetroffen van
de kerktoren, die half scheef gezakt was in de
richting van de kreek. Naar het oosten toe
lagen funderingen die bestonden uit aanzetten
van spaarbogen en poeren, gevolgd door
resten van het koor van de kerk. De kerk ligt
in de lengterichting langs de kreek met de
toren in het westen en het koor in het oosten.
Van de zuidelijke kerkmuur werd slechts een
deel onderzocht, omdat deze zijde niet
bedreigd werd. Het kleinschalige onderzoek
gaf echter voldoende informatie om de lengte
en vermoedelijke breedte van de kerk vast te
stellen. De oriëntatie van de funderingen en
de gebruikte steensoorten geven aan dat we
hier te maken hebben met een fasering in de
kerkbouw. Vermoedelijk werd in eerste
instantie een kleine kerk of kapel met een
rechthoekig gesloten koor gebouwd, dat in
een volgende fase werd vergroot. Bovendien
werd de kerk daarbij voorzien van een toren
en een vermoedelijk meerhoekig gesloten koor
met mogelijk een of twee kapellen. Door een
latere verstoring bleek het niet mogelijk de
beëindiging van het jongere koor te bepalen.
De lengte van de laatste fase bedraagt 45,25
meter. De toren meet 11 (x 11) meter en is
vervaardigd van rode baksteen (formaat 24 x
11x6 cm). Schip en koor zijn samen 34,25
meter lang. De grootste geconstateerde
breedte van het schip bedraagt ter hoogte van
de kooraanzet 20 meter. Deze breedte wordt
bereikt doordat hier ook de zijkapellen zijn
mee gemeten. De eerste fase dateert, op
grond van de afmetingen van het steenformaat
(31 x 15 x 8 cm en 29 x 14 x 7 cm), uit de
late 13de of het begin van de 14de eeuw. De
vergroting kan in de 15de eeuw gedateerd
worden. Het werd duidelijk dat een gedeelte
van het schip werd uitgebroken. Uit het
onderzoek bleek dat de kerk op een kreekrug
lag. Slechts ter plaatse van de noordelijke
kooraanzet werd veen in de ondergrond
aangetroffen. Ter plaatse van de fundering
Funderingsresten van het schip.
12