eisen van België na de eerste wereldoorlog, onder meer ten laste van Nederland.
Periodes van gespannen Belgisch-Nederlandse verhoudingen waren dus telkens van
die aard dat ze aanleiding gaven tot het zoeken van vergelijkingen en het trekken van
parallellen met de periode van wat gemakshalve genoemd wordt de Franse Tijd.
Om na te gaan hoe deze associatie tot stand is gekomen, is het nuttig even dieper
in te gaan op de situatie in de Zuidelijke Nederlanden.5 In november 1792 was een
gedeelte van het Franse republikeinse leger onder de leiding van Dumouriez de
Oostenrijkse Nederlanden en het prinsbisdom Luik binnengevallen, met de expliciete
bedoeling deze gebieden te bevrijden van wat genoemd werd de tirannie van de
Habsburgers. De Fransen vonden gehoor bij een gedeelte van de publieke opinie. De
Habsburgse dynastie stond immers niet hoog aangeschreven en was, na het neerslaan
van de Brabantse Omwenteling, maar een gedeelte van haar verzoenende beloftes
nagekomen. De een zag in de komst van de Fransen de mogelijkheid om een zelfstan
dig conservatief Belgisch koninkrijk te vestigen; de ander droomde luidop van een
Belgische republiek naar Frans model. Reeds voor hun komst hadden de Fransen
immers totale vrijheid aangekondigd. Tussen half en eind november 1792 vonden er
in vele Zuidnederlandse steden en gemeenten verkiezingen plaats van wat men
noemde de 'voorlopige representanten'. Deze verkozenen zouden in januari 1793
bijeenkomen in Aalst in een Belgische Nationale Conventie, een soort parlement, om
over de inrichting van de zelfstandige staat te overleggen. Deze verkiezingen
verliepen vrij chaotisch en naar onze normen helemaal niet democratisch, maar er
was geen opvallende Franse druk op de kandidaten en de kiezers. Het korps
verkozenen was dan ook een vrij representatieve weergave van zowel de gematigd
progressieve als de royalistische burgerij. Toen de Conventie in Parijs zich in decem
ber 1792 onder invloed van de gewijzigde internationale verhoudingen voor de
annexatie van de Zuidelijke Nederlanden uitsprak, voelde deze nieuwe politieke groep
zich bedrogen en werd ze, van haast natuurlijke bondgenoot van de uit Frankrijk
overwaaiende vernieuwing, een uitgesproken achterdochtige vijand van Parijs. Alleen
de zeer radicale progressieven aanvaardden de annexatie in al haar consequenties. De
militaire overwinning van Oostenrijk op Frankrijk in maart 1793 werd dan ook door
de meesten in het Zuiden positief onthaald, temeer omdat Oostenrijk zich vanaf toen,
en veel meer dan voorheen, verzoenend opstelde en bijna alles aanvaardde wat tot een
anti-Franse coalitie kon bijdragen. Het Noorden was maar zijdelings bij dit gebeuren
betrokken. Hoewel de Fransen vanuit strategisch standpunt gezien vooral belang stel
den in de Zeeuwse eilanden, besloten ze uit tactische overwegingen toch via Brabant
het Noorden te bevrijden. Zelfs deze voorzichtige aanpak droeg in grote mate bij tot
hun militaire nederlaag in het voorjaar van 1793.
Deze gebeurtenissen, die in het Zuiden bekend staan als de eerste Franse inval,
waren er de oorzaak van dat de militaire terugkeer van het Franse leger in juni 1794
veel argwanender werd bekeken dan anderhalf jaar eerder. Frankrijk had nog maar
net het regime van uitzonderingsrechtbanken en terreur achter de rug en Robespierre
was nog maar net afgezet en terechtgesteld. Parijs had ook niet meer de bedoeling de
Nederlanden de onafhankelijkheid te verlenen. Het werd beschouwd als een vijandig
gebied. Dit impliceerde dat het bloot stond aan plunderingen, opeisingen en
oorlogsschattingen. Vanaf dat ogenblik werd de geschiedenis van Zeeuwsch-Vlaan-
deren verbonden aan dat van de Zuidelijke Nederlanden in het algemeen en het tot op
dat ogenblik bestaande graafschap Vlaanderen in het bijzonder. Parijs streefde immers
DE FRANSE TIJD IN ZEEUWSCH-VLAANDEREN
23