meteen onder controle had. Op 16 mei 1795 bekrachtigde het Verdrag van Den Haag
de feitelijke situatie: Staats-VIaanderen kwam onder het gezag van de Franse
republiek; de vrije vaart op de Schelde werd verzekerd en in Vlissingen werd een
Frans garnizoen gelegerd.
Er werd een afzonderlijke administratie opgericht van wat men noemde 'Oost-en
Hollands-Vlaanderen'. Adjunct-secretaris bij deze administratie is vanaf december
1794 Renier Du Bosch die we in dit verhaal nog zullen ontmoeten.5 Als zoon van
een notaris en grondeigenaar uit Watervliet kende hij de streek bijzonder goed en zijn
optreden in Gent in 1792-1793 had reeds aangetoond dat hij de publieke opinie niet
schuwde en rechttoe rechtaan de decreten uit Parijs wenste toe te passen. Zo bezocht
hij in april 1795 diverse Zeeuwsche gemeenten om de nieuw geïnstalleerde munici-
paliteiten tot sneller levering van het opgeëiste graan aan te zetten. Sommige
gemeenten hadden de eerder ontvangen bevelen opgevolgd; in de overige moest er
dwang aan te pas komen. Net als in de voormalige Zuidelijke Nederlanden, was de
bereidheid tot medewerking in Zeeuwsch-Vlaanderen blijkbaar niet overal even groot.
Op 1 oktober 1795 werden de Zuidelijke Nederlanden bij de Franse republiek
geannexeerd. Vanaf deze datum kan er niet langer van een bezetting worden gespro
ken. Er werd een geregelde administratie georganiseerd. Brussel bleef als centrum
functioneren tot het voorjaar van 1797; daarna werden de nieuwe departementen als
gewone Franse departementen beschouwd. Vooral commissaris Bouteville drukte toen
zijn stempel op het administratieve gebeuren. Zeeuwsch-Vlaanderen, dat bij het
arrondissement Eeklo werd gevoegd, maakte voortaan deel uit van het Scheldedepar-
tement en hing dus af van Gent. Het werd opgedeeld in diverse kantons. Aan het
hoofd van elk departement kwam een 'Commissaris van het Directoire Exécutifdie
werd bijgestaan door een raad van vijf beheerders. De aanstelling van de commissa
rissen verliep vrij vlot: deze functies werden immers bezoldigd. Alle andere openbare
functies in de departementen waren onbezoldigde ambten. Van de bedienaars van die
ambten werd verondersteld dat hun loyaliteit ten opzichte van de republiek zo groot
was dat ze zich belangeloos zouden inzetten. Diverse redenen droegen er echter toe
bij dat dit niet het geval was. Eerst en vooral was er het feit dat het Directoire in de
grondwet verkiezingen had voorzien voor de invulling van de meeste ambten.
Omwille van hun nieuwe statuut - of was het omwille van hun vermeende onbetrouw
baarheid? - werden de verkiezingen in de geannexeerde gewesten uitgesteld tot het
voorjaar van 1797. Met andere woorden, de plaatsen die grondwettelijk gesproken
door verkozen kandidaten moesten worden ingevuld, werden ingenomen door benoem
den. De enige mogelijkheid om zelf eigen mensen aan te duiden was dus onmogelijk
tot in 1797. Een tweede reden waarom het Scheldedepartement van meetaf aan nogal
vierkant draaide, was het feit dat dezelfde Renier Du Bosch in Gent werd aangesteld
tot commissaris van het Directoire Exécutif. Van meetaf aan lag hij overhoop met de
gematigd progressieven, die de nieuwe maatschappij wel gunstig gezind waren, maar
die de voorkeur gaven aan de wegen van geleidelijkheid om hun doel te bereiken.
Bovendien ontbond hij alle duivels tegen hen die voorstander waren van de oude
orde. De verhoudingen raakten nog meer vertroebeld toen Du Bosch zich genoodzaakt
zag voor de departementale, arrondissementele en lokale besturen beroep te doen op
die gematigde of behoudsgezinde notabelen. Anderen genoten te weinig achting om
aanvaardbaar te zijn, maar de aangeduiden waren niet van plan om kritiekloos de
bevelen van Du Bosch uit te voeren. In vele gemeenten van het Scheldedepartement
DE FRANSE TIJD IN ZEEUWSCH-VLAANDEREN
25