Du Bosch, die de eindverantwoordelijkheid droeg bij het herstel van de openbare orde in het najaar van 1798 en het voorjaar van 1799, zwijgt in zijn rapporten over Zeeuwsch-Vlaanderen. Eén van de soms gesuggereerde oorzaken van de Boerenkrijg is dat het een reactie was, niet zozeer op de inhoud van het Franse beleid, maar eerder op de wijze, de felheid en de snelheid waarmee het werd doorgevoerd. Als dat zo is, waarom kwam er dan zo weinig reactie vanuit Zeeuwsch-Vlaanderen, dat ook onder het bestuur van Du Bosch ressorteerde? De machtsovername door Bonaparte in november 1799 als consul en vanaf december 1804 als keizer, veranderde de politieke verhoudingen zeer grondig. Hij liet niet lang twijfel bestaan over de aard van het regime dat hij wilde vestigen. Het was geen terugkeer naar het Ancien Régime: de administratieve en juridische verbrokke ling van de prerevolutionaire situatie keerden zeker niet terug, maar aan de top werd de macht duidelijk in één hand gecentraliseerd. De maatschappij werd, meer dan voorheen, in een piramidale hiërarchie georganiseerd. Algemeen kan worden gesteld dat de sociale en politieke nieuwkomers, die in de jaren negentig van de achttiende eeuw erin geslaagd waren een deel van de lokale macht te verwerven, een stapje terug moesten zetten. Voor hen gold immers de uitspraak van Dotrenge, een Brussels advocaat: 'Le régime francais a été de fer sous le Directoire et de plomb sous Bonaparte'.6 Elk democratisch experiment werd door het nieuwe regime dus in de kiem gesmoord. De kiezers kwamen voortaan enkel uit de rijkere klasse en kregen bijna nooit de kans van hun recht gebruik te maken. De kiezerslijsten zijn dus wel interessante bronnen voor het opstellen van een sociale stratificatie, maar niet zozeer voor een identificatie van de lokale machthebbers. Om een beetje in de macht te kunnen delen telden plots weer het lokale aanzien van voor de revolutie en de betrouwbaarheid van de betrokkene, die moest blijken uit de geheime rapporten van de diverse geledingen van de administraties. Ook wanneer Napoleon voor de realisatie van zijn politieke doeleinden staps gewijze de annexatie van de Noordelijke Nederlanden doorvoerde, veranderde er niets aan de administratieve toestand van Zeeuwsch-Vlaanderen: de grens van voor 1795 werd niet hersteld. Napoleon had gehoopt de Noordelijke Nederlanden meer onder controle te krijgen door in 1806 de semi-zelfstandige republiek om te vormen tot het Koninkrijk Holland. Vooral voor de strikte toepassing van de Continentale Blokkade rekende hij op zijn broer en diens administratie. Dit lukte niet volledig, niet in de laatste plaats omdat Lodewijk-Napoleon zelf wat van zijn politieke ambities pro beerde gestalte te geven in het Koninkrijk Holland en daardoor min of meer een bondgenoot werd van de politiek leidinggevende klasse in het nieuwe koninkrijk. Keizer Napoleon wilde zich niet bij deze situatie neerleggen en dwong zijn broer in februari 1808 afstand te doen van de versterkte stad Vlissingen, die dan ook bij het arrondissement Eeklo werd gevoegd. Ondanks deze versterkte Franse aanwezigheid op Walcheren slaagde een Engelse vloot er toch in om in de zomer van 1809 op het eiland te landen. Het duurde tot het einde van 1809 en nadat er nog meer Franse versterkingen waren aangevoerd, vooraleer de Engelsen opnieuw konden worden ver jaagd. Het psychologische effect van dit maneuver was niet onbelangrijk. Engeland had wellicht niet de bedoeling gehad om via een invasie op Walcheren aan een verovering van het Franse keizerrijk te beginnen. Het slaagde wel in zijn bedoeling om, ondanks de Zeeuwsche koortsen op dit 'ïle pestilentielle' tegenover de rest van Europa aan te tonen dat het gezag en het regime van Napoleon niet langer onaantast- ir.txsr: run i.\ zeeuwsch-vlaanderen

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1995 | | pagina 29