"histoire de ('administration' zoals die in Frankrijk maar ook door een internationale
werkgroep wordt beoefend. Deze werkgroep van het lnstitut International des
Sciences Administratives publiceerde onlangs een bundel over de invloed van het
Napoleontische bestuursinstellingen.14 Met het Napoleontisch 'model' bedoelt men
een alom tegenwoordige overheid gebaseerd op een uniforme verdeling van het
grondgebied, een uniforme organisatie van het administratieve apparaat (hiërarchisch,
eenheid van bevel), een administratie ook die gescheiden is van de politiek en die
bemand wordt door een ambtenarenapparaat intern beheerst door administratief recht
en aangeworven op grond van deskundigheid. De invoering van dit type overheids
organisatie is zeker een van de belangrijkste vernieuwingen in de Bataafs-Franse tijd.
Veel valt er nog aan onderzoek te doen, vooral op lokaal en provinciaal niveau,
voordat we een werkelijk betrouwbare bestuursgeschiedenis van de Bataafse tijd
kunnen schrijven. Op nationaal niveau is er de recente dissertatie van H. Boels."
Hierin komen het ontstaan, de groei en het functioneren van het ambtelijk apparaat op
centraal niveau in de aanvang van de Bataafse tijd aan de orde en wel aan de hand
van het departement van Binnenlandse Zaken. Anders dan in oudere studies heeft
Boels - in het kader van het eens in Groningen begonnen project 'Bureaucratisering' -
niet alleen nagegaan hoe alles officieel geregeld was, maar vooral ook hoe het in
werkelijkheid toeging. Daarbij heeft hij natuurlijk gebruik gemaakt van de archieven,
maar ook heeft hij in zijn onderzoek naar bureaucratisering de archiefvorming betrok
ken. Archiefvorming, ruimer: de overheidsadministratie niet als instelling, maar als
werktuig. Niet zonder reden: een van de kenmerken van een bureaucratische bestuurs
organisatie" is de 'schriftelijkheid', de 'paperasserie', de 'red tape', in ons land het
roze lint waarmee de bundels archivalia werden dichtgesnoerd.
Vernieuwing van de overheidadministratie is een voorwerp van archiefwetenschap,
die zich ook richt op de vorming van archieven en op de functie die archiefvorming
heeft in het overheidshandelen. Archivarissen, de daarmee dagelijks omgaan,
schrijven over die archiefvorming helaas vaak weinig meer dan de mededeling dat er
een bepaald registratuursysteem is toegepast. Maar over het functioneren van dat
registratuursysteem in de bureaucratische praktijk vernemen we in inleidingen op
inventarissen zelden iets. Gunstige uitzonderingen zijn recente inventarissen van het
algemeen rijksarchief, waarvan ik speciaal noem die van de archieven der Verenigde
Oostindische Compagnie en de inventaris van de archieven van Nederlandse gezanten
en consuls. Maar juist voor de Bataafse tijd ontbreekt het aan voldoende archivis-
tische studies die ons de vernieuwing van de overheidsadministratie zouden kunnen
tonen.
De Rijksarchiefdienst, ik zei het al, is een produkt van de Bataafse tijd. Maar er is
nog een andere reden waarom de Bataafse tijd voor het Rijksarchief belangrijk is: de
reusachtige archiefproduktie. De Bataafs-Franse archieven in het Rijksarchief in
Friesland beslaan 172 meter planklengte, dat is meer dan de helft van de omvang van
de Friese gewestelijke bestuursarchieven van voor 1795. In Gelderland is minder
bewaard (124 meter), maar nog altijd een kwart van de omvang van de gewestelijke
bestuursarchieven van voor 1795. In Holland is dit ruim zeventien procent. In de
rijksarchieven in Groningen en in Overijssel ligt de cesuur niet in 1795 maar in 1798.
De archieven sedertdien tot 1813 omvatten een 80 tot 90 meter (83 en 91,5), wat
46% resp. 34% is van de omvang van de bestuursarchieven van voor 1798. In
Zeeland is de omvang van de archieven der departementale besturen sedert 1799 liefst
VERNIEUWING VAN DE OVERHEIDSADMINISTRATIE
41