metaal dat deze edelsmeden bewerkten geleverd werd door de kerkelijke of wereldlijke heer. zodat de smid zelf niet voor liet gehalte van dat metaal verantwoordelijk was. Hierdoor was het gebruik en het afslaan van een meesterteken op werkstukken nog niet nodig.4 In belangrijke bestuurlijke centra bestond er sowieso, naar men mag aannemen, behoefte aan zilversmeden. De geldeconomie stond in onze landen nog in haar kinderschoenen en betalingen gebeurden in munten van goud en vooral zilver met veelal wisselende edelmetaalgehaltes, behalve aan wisselaars, met hun kennis over de waarde van de verschillende muntsoorten, zal er behoefte zijn geweest aan een metallurg. iemand die in staat was edelmetaal op het gewenste gehalte te brengen. Lange tijd moeten edelsmeden hierin de specialisten bij uitstek zijn geweest. Naarmate rondom of bij zo'n hof de bijbehorende nederzetting zich ontwikkelde tot een stad in wording en er economisch gezien een draagvlak ontstond voor de afzet van producten van edelsmeden, werd de noodzaak voor een regeling van met name de gehalten van het edelmetaal noodzakelijk. In Zeeland kan men denken aan de abdij te Middelburg, het kerkelijke centrum voor dit gebied. Hier zal zeker behoefte beslaan hebben aan een regelmatige productie van voorwerpen voor het vieren van de mis en het onderhoud van deze objecten. Toen de nederzetting uitgroeide tot stad zullen de edelsmeden ook opdrachten uit burgerlijke kringen zijn gaan uitvoeren. Hierdoor werden de edelsmeden voor hun afzet meer onafhankelijk van de abdij of plaatselijke heer. In de Zeeuwse en Hollandse steden ontstonden gilden en broederschappen die net als particulieren belangrijke opdrachtgevers voor de individuele edelsmeden werden. Ook de edelsmeden zijn in de steden deel gaan uitmaken van een gilde. Vaak vormden de zilversmeden een afdeling van een gilde dat meerdere beroepsgroepen omvatte. In dat geval wordt veelal gesproken van een 'gecombineerd gilde'. Wanneer het aantal edelsmeden met een bepaald ambacht zeer groot werd scheidde deze beroepsgroep zich af van het gecombineerde gilde om een zelfstandig gilde te vormen. De regeling van de werkwijze van de gilden was gewoonlijk een zaak van het stadsbestuur. De stedelijke ordonnantie op het goud- en zilversmedengilde uit Middelburg van 1455 is reeds genoemd in verband met de gehalten van de edelmetalen. Behalve bescherming tegen malversaties op het gebied van de gehalten bevat dit reglement ook artikelen die een meer algemeen karakter hebben en diep ingrijpen in de privélevens van de smeden. Zo wordt een gildelid dat de stad ontvlucht in perioden van dreigend oorlogsgeweld voor een jaar verbannen uit de stad. Begrijpelijk, want voor de bewaking en verdediging van de stad was men in grote mate afhankelijk van de gilden en gildebroeders. Op meer moreel en privé-gebied was het artikel van toepassing dat gehuwde leden, op straffe van het verbod van het uitoefenen van hun vak in de stad, niet bij een andere vrouw of minnares mochten intrekken.' Er wordt dus een heel scala aan zaken geregeld in de ordonnantie. De meeste artikelen hebben echter direct betrekking op het ambacht en de uitoefening daarvan. In Zierikzee stamt de oudste vermelding van het gilde uit 1425, terwijl het vroegst bekende reglement werd uitgevaardigd in 1732. In 1661 werd een ordonnantie op het gecombineerde smedengilde in Goes uitgevaardigd, waarin ook bepalingen zijn opgenomen die betrekking hebben op het handelen en werken van de tot dit gilde behorende goud- en zilversmeden. Maar toen was er in vergelijking met de 15de eeuw veel veranderd. flet eigenmachtig vaststellen van reglementen voor de goud- en zilversmedengilden door stedelijke overheden in de door de Bourgondische vorsten beheerste gebieden werd in zeer grote mate beperkt door de uitvaardiging van een ordonnantie op 'het stuk' van de goudsmeden in 1502. In deze ordonnantie wordt het gehalte van het goud en zilver voor alle goudsmeden (waarmee men ook de zilversmeden bedoelde) iii de landen van Hollandt, Zeelandt ende Vrieslandl' vastgesteld. Ook wordt de regeling voor het keuren en de keurtekens bepaald en tevens wordt de organisatie van de gilden geregeld: wanneer zij dienen te vergaderen, de selectie van dekens en gezworenen en hun bevoegdheden ten aanzien van de controle op de werkplaatsen der gildeleden. Bepalingen op de werktijden van de leden, de leertijd en de vrije dagen worden in deze ordonnantie niet vergeten. Alles duidt erop dat het beheersen van het gehalte van het goud en zilver waarin gewerkt wordt prioriteit heeft. Voor het dagelijks leven diende men erop te kunnen 7

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1995 | | pagina 9