(Tin); stoel: Z.V.O.-zd. (Nwn.); transportfiets: Z.V.W. Adb CzNvt
Zzd.); L.v.A. (Ax. ;Hk. ;NzZsg.L.v.H. (Hek.jKlz.); Z.V.O.-zd (Nwn.;
PI. Svg.ZdpW. (Dob.;Ok.); Z.B. (Bsl. Gpol. Ha. HanHkz. Hrh. Ier
KtgKnKplKtgNdpWolfRll.N.B. (Kg.;Ks.); T (Ovm.;Svn.);
Sch.-D. (BnsOwG.Ofl. (Dl.;Odp).
7. Hoe heet een rijwiel met drie wielen, waar de passagier tussen de twee
achterste wielen zit? (ill. 7)
driewieler: Z.V.W. L.v.H. (Hek.); Z.V.O.-zd (HktPI. Svg.W. (Dob.);
Z.B. N.B. (KgKsT. (Ovm.;); Phi. (Phi.); Sch.-D. (Bwh. ;Dsr. ;Mwk.
Ow.jRns.); G.Ofl. (Dl.;Odp.); driewielder: L.v.H. (Hek.); Z.B. (Kn.);
T. (Svn.); Sch.-D. (Bns.); drèwieldere: Z.V.O.-zd (Kw.;Zdp.); drèwiel-
fiets: Z.V.O.-zd. (Nwn.); drèwielskarre: Z.V.O.-zd. (Wdo.); miesjoo:
Z7v~.0.-zd. (Kw.).
8. Hoe heet een rijwiel met drie wielen, waar tussen de voorste twee
wielen een laadbak is gemaakt? (ill. 8)
bakfiets: Alg., bakkerskar (re)Z.V.O. (The.); T. (Tin.); Z.B. (Ier.),
kèrrier: Z.V.O. (Hit.), triporteurZ.V.O. (Hkt.jNwn.).
9a. Hoe heet een fiets met een hulpmotor en harder rijdt dan 20 km en
minder dan 40 km per uur?
brommer: Alg., brommerken: Z.V.O. (Hek.); bromfiets: Z.V.W. (Zzd.);
L.v.H. (Hit.); Z.V.O.-zd. (PI. Svg. Wdo. ZdpW. (Dob.;Ok.); Z.B.
(BsHanKnN.B. (Kg.;Ks.); moteurfiets: Z.V.O.-zd. (Nwn.);
petroliestel: L.v.A. (Nz.).
9b. Rn één met hulpmotor die minder dan 20 km per uur mag rijden?
Snorfiets: Alg.
10. Een fiets voor twee personen? (ill. 10)
tendemAlg., an mekaere (mekaore)fiets: L.v.A. (Zsg); Z.V.O.-zd. (Kn.);
Sch.-D. (Rns.), twêêmansfietsL.v.A. (Ax.); tweepersöónsfiets: L.v.A.
(Nz.).
11. Een fiets om in een wedstrijd hard te rijden?
koersfiets: Z.V.W. Adb BvtCzNvtZzd.L.v.A. Ax. ;HkNz
L.v.H. (Hek.; Hit.); Z.V.O.-zd. (CgHktKw NwnPISvg. ;Wdo. ;Zdp.
koersvielo: Z.V.O.-zd. (Hkt.;Nwn.). piestefiets: L.v.H. (Klz.); reesfiets:
L.v.A. (HkNzZsg.L.v.H. (HekDobOkZ.B. (BslGpol.Ha.Ha
Ha. ;Hkz. ;Hrh. ;Ier. ;Ktg. ;Kn. Kpl. ;Ndp. WolfRll.N.B. (Kg.;Ks.); T.
(Tln.;Svn.); Phi. (Phi.); Sch.-D. (B whDsrNwkOwRnsG.Ofl,
(Dl.;Odp.), reeskarreT. (Tin.), renfietsZ.B. (HrhWolfrenners-
fiets Z.B. (Kn.), sportfiets: T. (Ovm.).
12. Hoe heet het buizenstelsel waarop de bewegende delen van de fiets
gemonteerd zijn?
freem: Alg., kaoder/kaoter: Z.V.O.-zd. (Hkt. ;Nwn. ;Svg. ;Zdp.raom
Z.V.O.-zd. (Kw.).
13. Hoe heet de inrichting om een rijwiel te besturen?
giedon: Z.V.O.-zd. (Nwn.), stuur: Alg.,Opm. van Odp: vroeger stier.
14. De horizontale stuurtang?
bocht: Sch.-D. (Bns.), giedon: Z.V.O.-zd. (Kw.), stuur: Z.V.W. (Bvt.;Cz
L.v.A. (Ax. ;Nz.L.v.H. (Hek.;Hlt.), stier: Z.V.O.-zd. (Kw. ;Nwn. ;P1.
Wdo. Zdp.Z.B. (Wolf.); N.B. (Kg.); T (Ovm. ;Tln. ;Svn.Phi. (Phi.);
Sch.-D. (Bns.); G.Ofl. (Odp.), stuurbocht(e)Z.B. (Kpl.); G.Ofl. (Dl.),
-stange(e) Z.V.W. (Cz.); L.v.A. (Nz.); L.v.H. (The.); Z.V.O.-zd (Hkt);
Z.B. (Gpol; Han.
15. De verticale stuurtang?
buis: L.v.H. (Hek.); G.Ofl. (Odp.), expender: G.Ofl. (Dl.), foers: Z.V.O
zd. (Nwn.), stuur: Z.V.W. (Bvt.); L.v.H. (Hit.), stuurbocht: Z.V.W. (Cz
-stang(e)L.v.A. (Ax.); L.v.H. (Hit. The. ;P1.Z.B. (Ha. Hrh. Ier. Kn.
Wolf.); N.B. (Kg.); T. (Tln.jSvn.); Sch.-D. (Rns.), -pen(ne), -pin(ne);
Z.B. (Bsl.;Ha.;Kn. NdpSch.-D. (Bns.), teise: Z.V.O.-zd. (Kw.).