complainteverleent.7 Uit deze handelwijze
blijkt niet alleen (en dat ongetwijfeld terecht)
dat hij van een beklag bij zijn principalen
niets verwachtte, maar ook dat hij hen in
wezen niet erkende als zijn wettige overheid,
waardoor hij in feite zijn recht op gerechtelij
ke genoegdoening verspeelde.
Na ontvangst van de notificatie van het hof,
schrijft de secretaris van Zeeland en
medestander van de Van Vrijberghes, mr.
Adriaen Veth, al op 6 april een protestbrief
aan het Hof van Holland', waarin hij onder
meer stelt dat het Hof in deze zaak naar zijn
oordeel niet bevoegd is omdat het gaat om
metre politique(politieke zaak).9 Hij
verzoekt het hof het mandement in te trekken
of tenminste te houden 'in surchance'
Op 24 en 25 april wordt de zaak dan in de
plenaire vergadering van de Staten besproken.
Alle leden zijn het er inderdaad over eens dat
het hof in deze zaak onbevoegd is, maar
Zierikzee oppert wel dat de redenen van het
ontslag dan toch aan de Staten bekend
gemaakt moeten worden en, zo voegt Goes
daaraan toe, 'aan deze tafel beoordeelt'De
Thoolse gedeputeerden voelen daar
begrijpelijkerwijs niets voor; ze vallen
Middelburg bij die de zaak als 'domestycque'
had betiteld en vinden zich daarom niet
gehouden tot enige uitleg. Ze voegen daaraan
toe dat ze wel enige van de redenen in de
onbeantwoorde ontslagbrief hadden vermeld.
Een resolutie van de 25ste, waarin het hof
wordt gelast het mandement te 'casseren', alle
procedueren daerover gevallen te anulleren
en zich daarmee niet meer te bemoeien'
wordt daarna aan het hof toegezonden.
Over de reikwijdte van de jurisdictie van het
Hof van Holland waren al meer problemen
gerezen en er liep al een afspraak om hierover
met de Staten van Holland te spreken. De
gedeputeerden naar deze vergadering, die op
22 juli plaats zou vinden, worden nu
natuurlijk verzocht om ook en vooral deze
nieuwe grief aan de orde te stellen. Een in die
vergadering benoemde maar uitsluitend uit
Hollanders bestaande commissie brengt al op
11 augustus rapport uit.
Hoewel de rechtszekerheid in de Republiek
van de Vereenigde Nederlanden waarschijnlijk
groter was dan in de omringende, door naar
absolute macht strevende monarchen
geregeerde landen, bestond ook hier natuurlijk
nog geen adequate scheiding van wetgevende,
uitvoerende en rechtssprekende machten en
werd het heel normaal geacht dat de
soevereine overheid van een gewest de macht
had om een onder haar ressorterend en op
haar territoir gevestigd gerechtshof 'te
gebieden wat hen oirbaerlijck lijckt'Naar de
mening van de Hollandse Staten kon echter
het Hof van Holland natuurlijk geen twee
heren dienen en gelijke machtsuitoefening
door de Zeeuwse overheid toestaan. In de
samenwerkingsverdragen die in 1587, 1597 en
1607 tussen Holland en Zeeland gesloten
waren, was op 't stuck van de justitie' in die
leemte blijkbaar niet voorzien en de Hollandse
regering voelde er uiteraard niets voor om op
dit punt (of enig ander) te fungeren als
uitvoerder van Zeeuwse beslissingen over wat
men bijvoorbeeld in dat gewest als 'matière
politique' wenste te beschouwen. De
rapporteurs hadden dan ook niets beters weten
te concluderen dan dat de Zeeuwen de
rechtsmacht, die ze het Hof van Holland
destijds uit vrije wil hadden verleend, op
grond van artikel 26 uit het verdrag van 1607
en na overleg met hun Hollandse bondgenoten
ook weer konden terugnemen indien zij zich
daarover 'in 't generale of in 't particulier
bevonden beswaert'Als dan ook, na een
rappèl van Zierikzee in de Statenvergadering
en nog wat spraakverwarring, de Staten van
Zeeland aan het eind van het jaar volledig zijn
ingelicht over de standpunten van het Hof en
de Hollandse Staten10 lijkt een oplossing nog
niet in zicht. Maar het hof lijkt geaccepteerd
te hebben dat de zaak voorlopig moet worden
aangehouden en verdere juridische stappen
blijven achterwege.
Intussen had Stavenisse geweigerd om de
ambtswoning te ontruimen. Een poging van
Tholen om onmiddellijk de baljuw van
Middelburg op hem af te sturen gaat de
Statenvergadering na enig geharrewar toch
wel wat te ver, waarna zijn opvolger tot
november moet wachten voor hij die kon
betrekken. Nu van de Zeeuwse Staten
blijkbaar niets te verwachten is, wendt
Stavenisse zich tot de traditionele bondgenoot
van de adel, de prinselijke familie. In
november verneemt de Thoolse magistraat
'van besijden bericht van dat hij, heer van
Stavenisse' van de prinses-douairière Amalia
van Solms, die als voogdes van haar
kleinzoon Willem III diens markizaatsrechten
over Veere uitoefende, had 'becomen brieven
van voorschrijven aen den Balliuw ende den
Magistraten van Vere, teneynde haer
Edelachtbaren souden willen helpen
secunderen dat hij, heer van Stavenisse, in
sijne bedieninge als Gecommitteerde Raedt
mochte werden herstelt'De inhoud van een
19