partijen daarmee onverhoopt toch niet kunnen
leven, de Staten zelf recht zullen spreken.
Als echter ondanks alles, vermoedelijk door
de halstarrigheid van Tholen, een schikking
niet tot stand komt, schrikt men blijkbaar toch
weer terug voor de juridische en andere
complicaties van het alternatief (we hebben
daarover geen enkele informatie) en blijft de
zaak opnieuw rusten. Pas na twee
verzoekschriften van Stavenisse in het
volgende jaar, waarin deze erop aandringt dat
de zaak 'aan enig Hof van Justitie soude
mogen worden gedelegeert, ofwel bij deze
vergadering daarop in goede justitie
gedisponeert'komt de kwestie op 21 januari
1662 opnieuw aan de orde.
Een tweede poging om tot een schikking te
komen, wordt door Tholen met de oude,
inmiddels eentonig klinkende argumenten
geweigerd en als Middelburg op de 23ste
probeert om door te drukken, lopen de drie
aanwezige Van Vrijberghes'3 uit de
vergadering. Die besluit dan om Stavenisse de
volgende dag de gelegenheid te geven om
'zijn belang te zeggen'Pas na veel moeite
(na de secretaris moet de raadpensionaris er
zelf aan te pas komen) lukt het om de Thoolse
gedeputeerden te bewegen die zitting bij te
wonen. En dan zitten de tegenstanders,
waarschijnlijk voor de eerste keer sinds meer
dan zes jaar, oog in oog.
De heer van Stavenisse begint natuurlijk eerst
met de bekende, aan zijn aanstellingsakte
ontleende argumenten, maar eindigt zijn
betoog met wat voor zijn langdurijge strijd als
hoofddoel en drijfveer moet hebben gegolden:
satisfactie 'tot reparatie van de prejudicie die
hij sustineerde door de voorschreven
depossessie, in sijtie eer te hebben geleden'
In het weekend van zondag de 26ste januari
wordt dan (we citeren Stavenisse uit de
Statennotulen van de 27ste) 'door intercessie
en adsistentie van goede vrienden'in 'een
goed en middellijk verstant' met de heren van
Tholen, de doorbraak bereikt en een schikking
getroffen die in de magistraat van Tholen op 3
februari wordt goedgekeurd.
De tekst van de desbetreffende resolutie
vermeldt onder meer dat, nu de heer van
Stavenisse afstand heeft gedaan van 'alle
proceduyren, haer Edelachtbare van herten
genegen sijn om met sijn Edele voortaen te
leven in een goede onderlinghe verstant ende
cultiveren ende t 'onderhouden alle goede
vruntschap en correspondentie'De nieuwe
'i'runt' wordt honorair pensionaris van Tholen
met het recht de Statenvergaderingen bij te
wonen 'en aldaer sessie te hebben met een
adviserende stemme'. Hij krijgt bovendien de
toezegging van Thoolse steun bij het
verwerven van een 'sortabel ampt, vacant
vanwegen de provincie'
Van dat laatste is niets meer gekomen. Een in
1659 beschikbare vacature in de Raad van
State was inmiddels vervuld door mr.
Cornelis van Vrijberghe en die was bij die
gelegenheid in de Staten-Generaal opgevolgd
door zijn neef, mr. Bonifacius van
Vrijberghe; de daardoor vrijgekomen post van
baljuw was toen bezet door weer een andere
neef, Wilhelm J. van Vrijberghe.
Op 22 april 1669 is Jhr. Jeronimus van Tuyl
van Serooskerke, heer van Stavenisse,
Zuidmoer en Kemkenshofstede, te Veere
zonder mannelijk nageslacht overleden. Zijn
graftombe staat nog in de kerk van Stavenisse,
waar hij, zo schijnen lokale archivalia te
suggereren, in zijn ouderwetse en traditionele
rol van ambachtsheer, als een welwillend man
heeft bekendgestaan.
Slotsom en nasleep
Een enigszins objectieve conclusie valt uit de
beschreven episode niet te trekken; daarvoor
ontbreekt te veel informatie en heeft het
ontstane beeld te veel facetten. Aan de ene
kant zien we de frustratie van een ouderwets
en hooghartig edelman die, betrokken bij de
eindfase van een verloren strijd om de
rechtstreekse politieke invloed van zijn stand,
niet kan aanvaarden dat met het wegvallen
van de stadhouderlijke invloed het getij nu
definitief verlopen is en burgerregenten
voortaan de dienst uitmaken; aan de andere de