Domburg (vroege Middeleeuwen) en het
verdronken Valkenisse in Zuid-Beveland (late
Middeleeuwen en Nieuwe Tijd). Verder
verrichtte hij in de zomers van 1991, 1992 en
1993 archiefwerk, en verzorgde hij
rondleidingen in het stadhuismuseum te
Veere.
Toegankelijkheid
Zeeland in de prehistorie verscheen in oktober
1995. Het boekje is het derde in de reeks
cultuurhistorische brochures die de provincie
Zeeland uitbrengt.3 De werkjes zijn onderdeel
van het thema recreatie en cultuurhistorie van
het provinciaal beleidsplan 'Recreatie en
toerisme in evenwicht' dat in december 1992
van kracht werd. De uitgaven moeten aan een
paar criteria voldoen: ze dienen
wetenschappelijk onderbouwd te zijn, uit te
gaan van de laatste beschikbare gegevens en
toegankelijk te zijn voor een groot publiek.
Aan deze normen voldoet Jongepiers
pennevrucht zeker. Het boekje is het eerste in
zijn soort, en zal door menigeen die een
algemene introductie tot de Zeeuwse
prehistorie behoeft met vrucht geraadpleegd
worden. Het bevat een chronologische
behandeling van alle perioden in de
prehistorie (Paleolithicum, Mesolithicum,
Neolithicuin, Brons- en Ijzertijd), een handige
begrippenlijst, adressen en een
I i teratuurverant woord i ng
De toegankelijkheid verschilt echter nogal
wanneer we verschillende aspecten onder de
loep nemen. Vóór de behandeling van de
eigenlijke prehistorie, de perioden met
menselijke activiteit voorafgaand aan de
'geschreven geschiedenis', moet de lezer zich
door enkele lange en vrij technische
hoofdstukken over geologische perioden en
fossiele vondsten worstelen. Dat had veel
korter gekund: staatjes en diagrammen -
immers al ruim aanwezig in het boekje -,
vergezeld van uitgebreide bijschriften of een
enkel kort hoofdstuk, waren voldoende
geweest. De cultureel-prehistorische
behandeling van de Steentijd begint nu pas op
blz. 25, terwijl de uitgave in totaal 72 blz.
telt. Licht wordt zo de indruk gewekt dat er
over de Zeeuwse culturele prehistorie
eigenlijk geen boekje zoals dat in de reeks
past valt vol te schrijven. Niets lijkt me
minder waar. Anderzijds is het zo, dat nu ook
primair in geologie en paleontologie
geïnteresseerden veel van hun gading vinden
in Zeeland in de prehistorie. Maar gezien het
niveau van de tekst bestaat het beoogde
Kleine vunrsleenkerneri, gevonden te
Aardenburg
lezerspubliek niet uit dreumesen, en men moet
het dan ook geen metafoor voorschotelen als
de volgende: 'Al die veranderingen hebben er
voor gezorgd dat de aardkorst uit
verschillende lagen bestaat, als een
gigantische stapel pannekoeken.'
Het Bureau Voorlichting van de provincie
Zeeland heeft een voorliefde voor het werk
van de illustrator Kelvin Wilson. Die deel ik
geenszins. Wilson illustreerde ook de
burgenbrochure van Van Heeringen en De
Bruin, de eerste uitgave in de
cultuurhistorische reeks. Sindsdien is hij naar
mijn smaak sterk vooruitgegaan, getuige zijn
werk in Zeeland in de prehistorie. Maar zijn
menselijke figuren hebben nog altijd een
overdreven stripachtig of zelfs cartoonesk
karakter, zelfs wanneer dat niet de bedoeling
lijkt. Wilson kan er ook niets aan doen: de
hoogtijdagen van de illustratieve grafiek
liggen ver achter ons.
Provinciaal Depot voor Bodemvondsten
De bekende historische notie van de
'gelijktijdigheid van het ongelijktijdige' slaat
kennelijk ook op de beoefening van de
archeologie in onze provincie. Zonder de
inzet van, en het materiaal beheerd door het
Provinciaal Depot voor Bodemvondsten in
Middelburg had Prehistorie in Zeeland
nimmer tot stand kunnen komen (evenmin
24