secretaris van de Staten van Zeeland en
tenslotte raadpensionaris van Zeeland.
Zijn ambtelijke bestaan liet Item nauwelijks
ruimte voor nevenactiviteiten maar zijn grote
interesse in taal- en letterkunde leidde binnen
die kleine marge toch tot een grote productie
aan literair werk. Een vroeg werk waren zijn
Emblemata, een in deze tijd geliefd genre
waarin een zinnebeeldige voorstelling met
teksten in dichtvorm en proza werd toegelicht.
In 1644 bracht hij een nieuwe vertaling van
de psalmen, een van de vele die tot doel
hadden de gebrekkige vertaling van Dathenus
te vervangen. De Brune voelde zich echter
niet aangetrokken tot de dichtvorm en legde
zich liever op het proza toe. Het Bancket-
werck (1657,1660) is daarvan een schitterend
voorbeeld. Het is ook zijn laatste werk
waarvan het tweede deel na zijn overlijden in
1658 posthuum verscheen. Het werk bestaat
uit korte beschouwingen, aforismen zoals men
ze nu zou noemen. Deel 1 bevat 1160, deel 2
701 gedachten. De Brune legde zich toe op zo
kort mogelijke formuleringen maar streefde
wel naar duidelijkheid. Hij schreef niet, zoals
hij zelf toelichtte, voor Zulichems
(Constantijn Huygens), Hoofts (P.C.Hooft) of
'diergelijcke hemelstijgers' die met één
oogopslag konden zien wat onder een balk
schuil ging. Niettemin moet men soms goed
nadenken om aan de weet te komen wat hij
bedoelde, maar daaraan is meer de afstand
van enkele eeuwen debet.
Het Bancket-werck is vooral tot lering
bedoeld, soms ook tot vermaak. De Brune
beoogt vooral wijze levenslessen te geven,
evenwichtig maatschappelijk gedrag,
godsdienstige ernst, goede zeden, aanvaarding
van het leven met zijn wel en wee.
In de lijst geven we de woorden buiten hun
context. Daarom hier enige voorbeelden van
gedadtten waaraan we woorden of
uitdrukkingen hebben ontleend.
CCXLIII. Nood doet wonder
Als 't gast-huys brandt, dan ziet-men wie de
kreupele zijn: maer noch is dal geen vaste
preuve. 't Is wonder wat een mensch niet
doet, die door nood, of schrick, ghejaeght
wert: een hincke-pinck werden wiecken aen
de hielen geschoeyt, een lammert wert een
snel lackeye. Anghst doet het oud wijf
draven, en doet de kreup'len springen.
Hoewel streng in zijn opvattingen behoorde
De Brune niet tot het kamp van de contra
remonstranten met hun radicale opvattingen
over de predestinatie. De Brune maakte de
twisten mee tijdens zijn studie te Leiden.
Later schreef hij hierover dat hij personen had
meegemaakt die in de geloofsartikelen boven
het gewone mensdom waren verheven maar in
hun dagelijkse leven 'erger als verckens'
waren. Bij De Brune telde meer de ware
godsdienstigheid die ook in het handelen tot
uiting komt. Een fraai voorbeeld van zijn
diepe overtuiging is de volgende gedachte:
MXLIV. God.
Het minste zierken, het kleynste zonne-
veesken dient ons tot een schole van Gods-
geleerdheyd. 't Is oock het werck van een
nijver Christen, den oppersten werck-meester
zelfs in het hangeltjen van een mugge. aen te
schouwen. Hoe wonderlick zijt ghij Heere?
een by-God, een verre God; binnen alles, en
nergens in-gesloten; buyten alles, en nergens
uyt-gesloten.
Het minste kruydjen van den hof
Vermeldt Gods eer, vertelt zijn lof
Bij alle godsdienstigheid is De Brune
allerminst een pessimist of zuurpruim. Hij ziet
alles van de zonnige zijde. Typerend daarvoor
is bijvoorbeeld zijn beschouwing over
dromen:
CCLVII. Slaep en droomen.
De droomen van een frisch en gezond lichaem
en hebben dickwils niet alleen haer vermaeck,
maer oock haer nuttighe onder-richtinghe. De
ziele dan is een konstighe schilder, die op het
breyn-panneel wonderlicke dinghen af-maelt.
De slaep wert by velen genoemt de broeder
van de dood, maer ick houd hem voor de
vader van het leven.
Met deze kleine selectie willen wij de eerste
lijst, aan het werk van De Brune ontleend,
introduceren. In de gegeven voorbeelden ziet
u een aantal woorden in het verband van de
volledige tekst. Wij hebben getracht zojuist
mogelijk de door De Brune bedoelde
betekenis op te geven. Schroom evenwel niet
op dit punt verbeteringen aan te brengen.
Voor het dialectonderzoek moet de kennis
vooral van onze correspondenten komen!
J.H. Kluiver
57