'GESCHREUW, GEHUIL, GEKRIJT, ENDE GECRIJSCH' Waaide en Valkenisse overstroomd in 1682 D. de Koning-Kastelijn en J J.B. Kuipers' Dat 'er op dit ondermaansch niets vast of bestendig zy, dit heeft de ondervinding van alle tyden geleeraard. A.J.V. Cauwenberg l)e stormvloed van 26 januari 1682 betekende de genadeslag voor liet dorp Valkenisse in Zuid- Beveland. Valkenisse, al vermeld in 1233, was ook vóór 1682 vele malen door de zee bedreigd en overstroomd. Herhaaldelijk worden in dit verband Valkenisse en het ten noordwesten ervan gelegen Waarde samen genoemd. Het register van schepenakten van Waarde (1560-1756) bevat een verslag over de ramp van 1682 en de nasleep ervan. In dit verslag wordt bebalve over Waarde zijdelings ook informatie gegeven over de toestanden te Valkenisse.2 Voorgeschiedenis In 1268 en 1472 worden voor Waarde en Valkenisse dijkdoorbraken gemeld. De Davidspolder in de parochie Waarde (bedijkt tussen 1434 en 1445) liep al in 1446 in; de Oostpolder van Valkenisse (bedijkt vóór 1445) overstroomde in 1486, de polder Zusterzand (bedijkt ca. 1350) ten zuiden van Waarde in 1509. Op 5 november 1530. 'St.-Felix qitade s ate ld ach'vond de meest beruchte stormvloed uit Zeelands geschiedenis vóór 1953 plaats. Het was een catastrofe voor het latere Zeeuws-Vlaanderen, Schouwen, Noord en Zuid-Beveland, Tholen en St.- Maartensdijk. Op 2 november 1532 herhaalde de ramp zich: opnieuw werden Noord- Vlaanderen en de Zeeuwse eilanden zwaar getroffen. Ook het voormalige eiland Rilland met aan de westkant Valkenisse en Waarde verdween in 1530 van de kaart. Herdijkingen in zuidoostelijk Zuid-Beveland gingen vermoedelijk deels in 1531 alweer teniet, vóór de vloed van 2 november 1532 alle herstelwerkzaamheden wegvaagde. Over deze laatste ramp wordt gemeld dat in Ma(i)re (ten oosten van Valkenisse) vijftig mensen redding zochten op het dak van de kerk, en daar twee dagen en drie nachten moesten blijven, tot een schip van de heer van Bergen op Zoom redding bracht. Onder Valkenisse zou in 1530/32 ruim 486 gemeten land verloren zijn gegaan. Stormvloeden in januari (Pontiaansvloed) en februari 1552 veroorzaakten ook te Valkenisse weer overstromingen. Op de avond van Allerheiligendag in 1570 (1 november) zorgde een combinatie van hevige storm en hoge vloed ervoor, dat in oostelijk Zuid-Beveland de parochies Waarde en Valkenisse en de Monnikenpolder (ten noordoosten van Waarde) werden overspoeld. Op 6 september 1571 werd octrooi verleend voor de berd ijk ing van de polders Waarde, Valkenisse en Westveer (zuidwestelijk van Waarde gelegen); een door de herdijking noodzakelijk geworden, nieuwe Overloper van Waarde (en Valkenisse) wordt vermeld in 1575'. Voor de Zusterzandpolder bij Waarde betekende de vloed van 1570 de definitieve ondergang. Maar voor Zuid-Beveland als geheel was de Allerheiligenvloed van minder betekenis dan de rampen van 1530/32 en zelfs die van 1552. De vloed van 1682 In 1591 vermeldden de notulen der Staten van Zeeland een dijkval bij Waarde en Valkenisse. Uit de volgende decennia bereiken ons geen meldingen over waterstaatkundige rampspoed in deze plaatsen. Maar op 26 januari 1682 luidde de noodklok weer. Er was springvloed bij een noordwesterstorm: de gevolgen lieten zich gelden in heel Zeeland en Staats- Vlaanderen (Zeeuws-Vlaanderen). In Duitsland, de Zuidelijke Nederlanden en de overige Republiek kampte men met hoog water op de rivieren. De vloed van 1682 is de eerste, waarvan veel details bekend zijn. Voor oostelijk Zuid- Beveland was deze stormvloed rampzalig. De polders van Waarde, Valkenisse en Krabbendijke liepen onder. In de rekeningen van de dubbele honderdste penning op de gemeten, huizen, molens, tienden etc. op Zuid-Beveland over 1682 zijn diverse meldingen te vinden dat geen inkomsten uit Valkenisse geboekt konden worden wegens de watervloed. Het jaarboek Hollantsche Mercurins meldde dat Waarde en Krabbendijke in een zee van water lagen. Deze strekte zich uit tot bij Nieuwlande en Tolsende; in Valkenisse waren vrijwel alle huizen verwoest. F. Gruiwardt schreef in een 11

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1996 | | pagina 13