INDUSTRIËLE ARCHEOLOGIE EN INDUSTRIEEL ERFGOED IN ZEELAND 1996: Jaar van het Industrieel Erfgoed A.P. de Klerk, W.H.P. Scholten en J.II.F. Schwartz Gebouwen, maar ook andere elementen in onze omgeving kunnen soms in brede kring sterke emoties losmaken, zeker in het geval dat hun voortbestaan wordt bedreigd. Vaak onverwacht blijken ze zich dan een belangrijke plaats in het hart van velen te hebben verworven, ben goed en actueel voorbeeld van zo'n, in meer dan één opzicht markant, gebouw vormt het Wooldhuis aan de Vlissingse boulevard, waarvan de eerste steen werd gelegd in 1931. Naast de architecto nische en stedebouwkundige betekenis is het hier ongetwijfeld de geschiedenis van dit gebouw en zijn vroegere bewoners en bezoekers die aanzet tot actievoeren tegen de afbraakplannen.1 Bij industriële gebouwen en objecten is het vaak minder vanzelfsprekend dat over mogelijk behoud wordt nagedacht. Om hiervoor een breder draagvlak te creëren is 1996 uitgeroepen tot Jaar van het Industrieel Erfgoed. Reden voor een kort overzicht van de industriële archeologie en het industrieel erfgoed in Zeeland en de activiteiten die in het kader van dit jaar zullen plaatsvinden. Industriële archeologie en industrieel erfgoed Hoewel de industriële archeologie en daarmee tevens het industrieel erfgoed zich de laatste tijd ook in Nederland in een toenemende belangstelling mogen verheugen, bestaat er nog steeds enig misverstand omtrent de inhoud en de betekenis van het begrip, niet in de laatste plaats vanwege de connotaties die het oproept met de 'traditionele' archeologie. Met de traditionele archeologie heeft de industriële archeologie echter niet meer gemeen dan dat zij de materiële getuigenissen uit een voorbije periode bestudeert en daartoe veldwerk verricht. In tegenstelling tot de archeoloog, het zij nog maar eens gezegd, graaft de industrieel archeoloog niet op. Opmetingen worden daarentegen wél verricht maar zijn, in vergelijking met die van de archeologie, relatief eenvoudig. Heeft de archeologie een hecht fundament in de wetenschappelijke wereld, de industriële archeologie heeft dat niet. Veel meer dan een duidelijk gedefinieerde tak van wetenschap is het een onderzoeksgebied waarbinnen de overblijfselen van bedrijvigheid en de techniek in hun historische context vanuit verschillende disciplines worden bestudeerd. Niet alleen studie, documentatie en onderzoek van die overblijfselen zijn daarbij van belang, maar ook het behoud ervan. Kenmerkend is overigens de relatief grote aandacht voor de industriële archeologie van de kant van hobbyisten, amateurs en particulieren op lokaal en regionaal niveau. De industriële archeologie kreeg gestalte in de jaren vijftig in Engeland.2 Dat ligt enigszins voor de hand in een land dat als de bakermat van de industriële revolutie (1780-1850) kan worden beschouwd. In Nederland kreeg de industriële archeologie pas in de jaren zeventig enige voet aan de grond.' Er werden diverse congressen en tentoonstellingen georganiseerd en tevens werden de eerste werkgroepen opgericht. In 1984 sloot een tiental van deze werkgroepen, waaronder ook de Werkgroep Industriële Archeologie Zeeland, zich aaneen tot de Federatie Industrieel Erfgoed Nederland (EIEN). liet doel van EIEN werd geformuleerd als het bevorderen van de kennis over en het constructief meewerken tot mogelijk behoud en beheer van industrieel erfgoed in Nederland. Naast het begrip industriële archeologie, waarbij de nadruk vooral ligt op de uitein delijk lastig, zo niet onmogelijk te definiëren onderzoeksmethode, is tegenwoordig in toe nemende mate het begrip industrieel erfgoed in zwang gekomen. Bij dit laatste begrip ligt de nadruk veel meer op het brede aandachts veld. dat bestaat uit de materiële relicten (roerende zowel als onroerende objecten) en alle documenten dienaangaande die op het industriële proces betrekking hebben. Het industriële erfgoed dateert in de Nederlandse praktijk voornamelijk uit de negentiende en vroeg twintigste eeuw, maar ook een zeven- tiende-eeuwse molen of een achttiende-eeuwse meestoof kunnen ertoe worden gerekend.4 Overigens valt hier wel iets merkwaardigs te constateren. Hoewel dijken, watergangen en inlagen evenzeer de herinnering levend houden aan de eeuwenlange strijd met het buiten- en binnenwater als sluizen en gemalen dat doen, worden ze in het algemeen toch niet als industrieel erfgoed beschouwd. Om maar te zwijgen van de steeds zeldzamer wordende hollebolIige weilanden, de zichtbare gevolgen van het eeuwenlange wroeten van de Zeeuwen 16

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1996 | | pagina 18