spinne- grippe- kossemisse- gornaet- (enkel- en meerv.) rechtbank- liefje- twiendraed- priemen- harretje, harre- griendel- 't gieng mi 't gatje deur de gote- d'r zit nie veul (niks) bie- kast tussen twee bedsteden (evt. keldertje eronder) greppel kerstmis garnalen aanrecht hemdje garendraad breinaalden kier(tje) grendel hie is taanden, tanen- ternauwernood geen initiatief, werklust, pit, 't is 'n dööien diender aan 't einde 'op' De wich(e) doet 't nie. Dit wordt gezegd als je een (groot) voorwerp moet optillen, iets dat onhandelbaar is, maar waarvan het gewicht blijkt mee te vallen Hie liep op een klusje. Dat is: op een drafje. Het wordt ook van paarden gezegd als ze sneller dan 'in stap' gaan. Officieel kennen we drie tempi. Stap, Draf, Galop. Ik zie dat het WZD spreekt van matige draf (voor klussen). Hie is veul d'n hort op. Gezegd als iemand vaak van huis is. Dat kan ook wekenlang zijn. D'n bakker bellende om 8 uur al op, die had 'r al een schoft opzitte. Op GO wordt schoft gebruikt voor een 'dagdeel', een stuk van een dag en dan in het bijzonder genoemd in verband met werkSchofttied is rust tussen twee schoften. De 3 schoften liepen ongeveer van 5 tot 18; 19 tot 112, en 11 tot 19. (Velen aten 'warm' om 11.30 a 11.95 v.m.). (Het) tusschoft is het middelste stuk. De buurman is van ttusschoft overleden. Dus dat kan zijn om 9 uur, 10 uur of ca 11 uur N.B. Mensen in de landbouw werkzaam, aten i.h.a. 9 keer per dag. Iemand die door een straat vol voetgangers zich per fiets vooruit wurmt kan zeggen dat hie mit de fiets d'r deur fiqeleerde/figelerende1 Ook in de figuur lijke zin: Je ergens uitredden. Mien scheten kraeke nie. Stel dat iemand een volgens hem gegronde klacht of advies heeft van algemeen belang. Hij heeft de betreffende wethouder er twee keer over aangesproken, echter: zonder enig effect. Hij verzucht dan: naar mij wordt niet geluisterd, mien scheten kraeke nie... 'Is 'n kookstik. Dit komt van een incourant stuk vlees, dat eigenlijk noch voor bakken noch voor braden geschikt is. Om er toch wat mee te doen kookt men het dan wel. Men zegt dit als zich een situatie voordoet met allerlei tegen vallers en complicaties. Die lust van 't hêêle vaarke, van iemand, die overal voor te vinden is. Veelal als er iets te consumeren valt, maar ook op erotisch gebied. Hei je stront in je oaqen? Tegen iemand die iets wat voor een ander overdui delijk is, niet opmerkt. Moe, krie'k de mamme. Dit is een ouwe, maar zo'n 50/60 jaar geleden kwam je het nog tegen, ('n Jongetje van 9 a 5 jaar dat heel lang gezoogd werd komt moe van het spelen binnen en roept.) Teleurgestelde leden van een club, vereniging en vooral van een kerk staken de betalingen voor hun lidmaatschap. Men zegt dan: 't êêrste wat een koei ophoudt is de maalk' Ik zat plat op gatje (b.v. op de grond, of in het gras). Ik heb het bij de enorme opsomming onder 'gat' in WZD niet gevonden. Betekenis wel duidelijk. 36

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1996 | | pagina 38