varkens gegeten. Een deel van de botten komt uit de vleesrijke delen van deze dieren. Maar behalve dit keuken- of consumptie-afval is er ook slachtafval gevonden. Het gaat dan vooral om botten uit de onderpoten van schapen en runderen. Blijkbaar werd er, zoals ook elders gebruikelijk was, op het kasteelterrein zelf geslacht.3 De resten van het kalf vertegenwoordigen met name de vleesrijke delen van de voorpoten en ribbenkast. Opmerkelijk is dat de gebruikelijke sporen van vleesbijl en -mes ontbreken en dat de beenderen redelijk gaaf zijn. Het kan zijn dat dit stuk van het kalf zorgvuldiger is uitgebeend dan gebruikelijk was. waarna het vlees is opgegeten en liet bot is weggegooid. Het ontbreken van snij- en liaksporen en de complete botten doen echter vermoeden dat het dier niet is gegeten. Omdat is waargenomen dat de beerput de vondstlaag waar deze resten in zitten waarschijnlijk doorsnijdt, gaat het vermoedelijk om een eerder begraven dier dat bij de aanleg van de beerput incompleet is geraakt. Meestal worden dergelijke skeletvondsten toegeschreven aan vanwege ziekte gedumpte dieren. Het konijn kwam in de vijftiende eeuw al volop in het wild voor in Nederland. In Walcheren is deze oorspronkelijk niet- inheemse soort aanwijsbaar in 351 omdat hazen, coninen en alrehande wilt deel uitmaakten van het leen waarin Wolfert van Borssele door Hertog Willem V werd bevestigd.4 In de vijftiende eeuw stond het waarschijnlijk niet meer exclusief bij de adel op tafel. Zwaan en pauw De kip en de pauw zullen in de hoenderhof hebben rondgelopen. Ook de eend en de zwaan komen daar mogelijk uit, maar het kunnen ook gejaagde wilde exemplaren zijn. Bij de zwaan kan het dan gaan om de knobbelzwaan (Cvgniis olor) of de wilde zwaan (Cygnus cygnus). De resten zijn allemaal keuken- en maaltijdafval. De pauw wordt, in tegenstelling tot de andere soorten, in archeologische contexten zelden aangetroffen. Voorbeelden waar dit wel het geval was, zijn het Romeinse castellum in Velsen, de twaalfde tot veertiende-eeuwse burcht 'd' Oude Huys' in Helmond en een laat-middeleeuws kasteel in Hattem.5 Interessant is de combinatie zwaan en pauw. Beide dieren werden bij feesten en banketten gebruikt voor spectaculaire tafelstukken. Een vijftiende-eeuws kookboek uit Engeland beschrijft hoe het verenkleed van zwaan of pauw voor de bereiding werd verwijderd. Was het dier gaar, dan kwam zijn jas er weer omheen, zodat het met veren en al als pronkstuk op tafel kon worden gezet l en pauw in rijn vercnktae.d opge diend door can adellijke dame Impres sie daar I's der B rears (Black 1985). (afbeelding l).6 Een andere manier, voor pauw, was om het dier compleet te laten maar de kop, hals en staart tijdens de bereiding met vochtige doeken te beschermen tegen de hitte. Dit wordt beschreven in een, eveneens vijftiende-eeuws kookboek uit onze streken:7 Den paeuw te bradene Den paett sal men pluymen le puenle daer thooft blive sonder vermuheeren vanden pluymen, noch die pluymen van den halse tot den scouderen, ende dat die steert blive gheheel; dan sal men den lichame verwallen, dat thooft noch den steert niet en ontkeere, ende dan laerderen ende speten, ende dan sal men nemen een dwale daer men den steert me decke, ende een ander 9

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1996 | | pagina 11