MERK- EN STOPLAPPEN A.A.M. de Jonge-Everaert* Merk- en stoplappen zijn oefenlappen waarop meisjes vermoedelijk vanat hun zevende jaar, gezien de op de lappen vermelde leeftijden, eenvoudige borduursteken maakten. Dit gebeurde op een lap linnen, wollen mousseline of katoen, waarop zij vooral met zijde, maar ook wel met linnen of wol borduurden en stopsels maakten. Ze worden nu merk- of stoplappen genoemd, hoewel ze eertijds vaak 'doek' heetten: stickdoek, naey- of neidoek, letter- en stopdoeck. In de zestiende eeuw werd de materiële cultuur diverser. Rijkere vrouwen kochten niet alleen kledingstukken maar ook tafel- en beddegoed. Omdat de zeep van toen de was niet goed blank kon houden moest het linnengoed naar een bleker. Dit goed moest gemerkt of getekend worden met geborduurde letters en cijfers. Ook was de kleding in de zestiende eeuw veranderd. De halsuitsnijding van de bovenkleding werd lager en wijder, waardoor het daaronder gedragen hemd te zien kwam. Vanaf die tijd begon men de zichtbare gedeelten van de onderkleding zoals halsboord en manchetten te versieren met borduurwerk. Producenten Letters en cijfers van gelijke hoogte borduren was moeilijk, daarom moesten kinderen enige keren oefenen op een stuk stof van makkelijk aftelbaar weefsel, in kruis- of stersteek. De meisjes leerden dit vanaf hun zevende op school. Tot hun twaalfde maakten ze eenvoudige lappen met alfabet en cijfers. Dit waren de jaren die ze op de lagere school doorbrachten. Vlotte handwerksters maakten nog een merklap, soms zelfs een derde, maar dan met motieven en symbolen naar eigen smaak en met zelf uitgezochte kleuren garen. Eenvoudige merklappen zijn meestal vóór het twaalfde jaar gemaakt, maar de stop- en borduurlappen vallen onder het schoolhandwerk dat na het twaalfde jaar tot stand kwam. Handwerkende vrouwen zijn vaak afgebeeld op schilderijen, prenten en tekeningen: breiend, bordurend, kantklossend, stoppend, spinnend of met het handwerk binnen bereik. Die voorstellingen hielden een boodschap in: een vrouw of meisje was pas deugdzaam als zij haar tijd niet in ledigheid doorbracht! Wat stond erop? Meestal stonden er bovenaan de doek alfabetten in verschillende lettertypen. Daaronder een rij met cijfers. De maakster was dus geletterd, ze kon lezen en schrijven en misschien wel rekenen (dit was vaak een reden om haar als een zéér geschikte huwelijkskanditaat te bestempelen, zo iemand moest we! een kundige huisvrouw zijn). Vaak stond haar naam erop, haar leeftijd en het jaar waarin ze de lap maakte. Eronder kwamen geordend of in totale wanorde een aantal motieven voor. Vanaf het begin van de zestiende eeuw waren er gedrukte modelboeken met motieven voor borduurwerk in omloop. Heel af en toe bedacht de lerares of de leerling misschien zelf een motief. Meestal zie je dezelfde motieven steeds terug. Hieruit valt op te maken dat men de patroontjes onderling doorgaf. Op de merklappen van Tholen en Sint Philipsland die in 1995 in het streekmuseum De Meestoof werden getoond zie je steeds hetzelfde kerkje en hetzelfde huis geborduurd, zij het met heel kleine afwijkingen. Hoewel er vele soorten motieven bestonden waren de bijbelse/Christelijke motieven en de motieven met een symbolische betekenis de meest voorkomende. Bijbelse motieven Het Christendom was vroeger van oneindig meer betekenis. De bijbel was vaak het enige boek dat in huis gevonden werd. men las er dagelijks in en zijn beeldspraak was vertrouwd. Voor de kleine vrome borduursters en jonge vrouwen zijn deze bijbelse motieven en symbolen een deel van hun leven geweest. Veel voorkomende motieven zijn: druivendragers of verspieders van Kanaan; Adam en Eva en de boom des levens vijf wijze en vijf dwaze maagden; geloof, hoop en liefde; geloof - kruis, kelk, evangeliënboek, kerkmodel, brandende kaars, driehoek, eenhoorn, schild, zwaard, drievoet, kroon, hond, ring, vlammen, sleutel; hoop - kroon, fenix, anker, kompas, vogel in kooi, bij zeilschip, pelgrimsstaf, kruisvaantje, korenaren; liefde - hart, hoorn des overvloeds, vlammen. 12

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1996 | | pagina 14