alleen
In de boter op geseuret/Naer den lust vergaert
of deur et.
Wittebroot eerst doorgesegen/Met de raspe
crijch behagen
In de panne licht gebacken/Wel met eyers
doorgekneet
Doet ons naer de koucxkens snacken/En be-
taelt ons met de beet.
En zo gaat Hondius maar door, zo n vijftig
bladzijden lang, als een ware Bocuse avant la
lettre.
Van twee gerechten moet hij echter niets
hebben: paddestoelen en kaas.
Over de eerste zegt hij:
Rotticheyt en sweet van d'eerde/Apostemen
gezwellen) van het lant
Diemen noyt en hielt in weerde/Voor men
eerst de sotten vant
Die van slijmich duyvels broot/Dat de padde
selfs verstoot
En met reden oock misliaget/Of hoewel)
van haer den naem schoon draget.
Die noch niemant can beduyden/By wat soorte
van de cruyden
Datmen dese misgeboorte/En rechtschapen
avetrounck onecht kind)
Stellen moet dan by de soorte/Die het graf den
mensche schounck.
Over de kaas zegt Hondius:
En verwacht op mijnen dis/Geen Melck die
gelebbet is
En in boeyen heeft gelegen/Sijnen naem wert
hier verswegen.
Dit is een van de tafelwetten, waarover later
meer. namelijk dat de gasten geen spijzen
mogen opnoemen die de gastheer zelf niet
lust, en wie dit toch doet moet deze wetten op
staande voet in een andere taal vertalen, an
ders krijgt hij geen wijn:
By mijn tafel is geschreven/Dese wet voor elck
en een
Daer een vder naer moet leven/want sy is voor
elck gemeen
Die aen dese tafel noemt/Daer den meester
vooren scliroemt een afkeer van heeft)
Ende geensins voor sijit oogen/Sonder schric-
ken can gedoogen
En sal in een ander tael/Voor sijn boete hier
al te mael
Sonder missen dese wetten/Voetstaens moeten
over setten
En soo lange sonder wijn/Hier aen tafel moe
ten zijn
Als liy soucken sal te dralen/Om sijn boete te
betalen.
Mogelijkerwijs kunnen we hierin ook een
stukje folklore zien: een soort
gezelschapsspel. Wie het verboden woord
toch noemt moet 'boete' betalen. Het gaf
natuurlijk de nodige hilariteit wanneer iemand
zich vergiste.
Ouffeninghe naer den eten (gang 7)
Na de maaltijd wandelt Hondius met zijn gast
door tuin en velden, peinzend over Gods
goedheid en de slechtheid der mensen, waar
door wij eigenlijk de rijke gaven Gods niet
verdienen, maar veeleer behoren te sterven
van de honger. Uit dankbaarheid behoren we
van deze gaven een goed en passend gebruik
te maken en ze niet te verkwisten. Daarom
ook moeten we de armen gedenken met aal
moezen:
En hoe weynich wert geweten/By den mensche
vol en sat
Dat geen aermen te vergeten/Is den alder-
grootsten schat
Is een rente by den Heer/Die ons altijts meer
en meer
Sijnen segen sal toesteken/Als wy 't broot den
aermen breken.
Na deze meditatie gaat hij met zijn gast het
uitgestrekte landbouwbedrijf bekijken en hij
beschrijft aldus wat er allemaal te zien is,
zowel 's zomers als 's winters.
De trouwe 'Casteleyne' staat als eerste op om
de knechten en meiden te wekken:
hide morgenstont voor dagen/Stoortse het
lierte slaep-convent
Met elck uyt zijn nest te jaglien/Om aen
twerck te zijn ghewent
Quaelick en ismen opghestaen/Off men siet
den roock op gaen
Eerst voor al soo gael te viere/Eenen Pappot
nerghens diere
Elcken een Vrouw meyssen knecht/Wert een
goe teel opgherecht
En wel warm in 'tlijff ghesopen/Om naer
'twerck met lust te loopen.
Na het nuttigen van de ochtendpap gaan de
meiden de koeien melken die de jongens ver
volgens 'met den hooren off de fluyt' naar de
weiden drijven; anderen voeren de schapen
naar de schorren aan de Schelde en de grote
knechten 'gaen den ploech in d'aerde hechten
off gaen wercken met de spae', de schapen
t 8