Zonnemare en Gusaha, en omdat hij ten onrechte meende dat de Oosterschelde in 776 nog niet bestond bedacht hij een soort 'super Gusaha' van Goes tot St.-Annaland op Tholen. Ten tweede zat ook Glöckner5 in 1929 in zijn gedachten tegelijk benoorden en bezuiden de Oosterschelde. Ten derde zocht Van Liere6 het in 1954 weer op de Bevelanden, misleid als hij was door de veldnaam Zunnemaere bij Kapelle, die in werkelijkheid was afgeleid van de adellijke grondbezitlersfamilie Van Zonnemare, die van Schouwse oorsprong was. Ten vierde en ten laatste dacht Koch in 19587 aan de oude handelsnederzetting bij Domburg, op zijn beurt in de war gebracht door Van Liere èn door Huizinga8, die ten onrechte al in de 11de eeuw de Westerschelde voor de Scald hield, terwijl die naam pas in de 17de eeuw opduikt. Ik heb me nog afgevraagd of we er iets mee zouden opschieten als we de betekenis wisten van het eerste gedeelte van het woord 'Zonnemare', en heb daarom gezocht naar tot nog toe in de vakliteratuur geopperde verklaringen voor 'Zon(ne)-' met varianten in diverse oude namen. Dit leverde 6 suggesties op, namelijk een oude wateraanduiding, een moeraswaterloop, een persoonsnaam, het zuiden, de zon en zand, maar ik zie niet in, hoe dit zou kunnen helpen bij de speurtocht naar de Sunnonmeri van 776. Dit geldt evenzeer voor de variant 'zomer-' die we danken aan Huizinga'. Hij heeft het immers aannemelijk gemaakt dat in het gebied van de tegenwoordige Zuidhollandse eilanden de namen Sommelsdijk en Zomerland teruggaan op de Noordzeeuwse Zonnemare. Oost Zeeuws-Vlaanderen? Ik kom nu aan de kern van mijn betoog, en dat is de omstandigheid dat tot nog toe blijkbaar niemand de lokatie heeft gezocht buiten Midden- en Noord-Zeeland. Vóór 1984 was dit wel begrijpelijk, daar we toen over niets anders beschikten dan één zin uit 1954 van Gysseling bij de behandeling van het begrip 'mare'10: 'In Akselambacht lag nog Zonnemare (aldus reeds in 1334), waarvan een naamgenoot zich op Schouwen bevindt. Een jaar later verwees Schönfeld" hierheen in een onopvallende voetnoot. Wat me wel verbaast is dat tot op de dag van heden iedereen blijft bij de lokatie Noord-Zeeland, en dat ondanks Gottschalks in 1984 verschenen standaardwerk over de Vier Ambachten en het land van Saaftinge in de Middeleeuwen. Hierin12 geeft zij namelijk vanaf de 14de eeuw een hele cluster Zonnemare-namen bij Axel, plus een enkele vermelding van een terreinnaam Zonnemare in de polder Groot Copwijk ten noordwesten van Hulst. Nu grensde Oost Zeeuws- Vlaanderen in de Middeleeuwen ter plaatse van het toen nog niet verdronken Land van Saaftinge steeds aan de ongedeelde beneden- Schelde benoorden Antwerpen, en op het eerste gezicht zouden we voor een lokatie van Godeberts schenking in deze regio dus evenals m.b.t. de Bevelanden en Noord-Zeeland beschikken over 2 van de 3 door Godebert opgegeven wateren, in dit geval de Scald en een Sunnonmeri. Zo eenvoudig ligt het echter niet. want met uitzondering van 'Zonnemarevliet' waren het in Oost Zeeuws- Vlaanderen uitsluitend namen van terreinen en van grondeigenaars, d.w.z. geen rechtstreekse waternamen. De Flou" vond in het Vlaamse zeekustgebied in de 14de t/m de 17de eeuw de familienaam Van Zonnemare, en uit Gottschalk blijkt dat al in de 13de eeuw burgers uit Brugge en andere Vlaamse steden in de Vier Ambachten (d.w.z. Boekhoute, Assenede, Axel en Hulst) moeren kochten voor turfwinning. Zoals ik hiervoor beschreef m.b.t. de veldnaam Zunnemaere op Zuid- Beveland zou ook hier de naam van de eigenaar kunnen zijn overgegaan op zijn grondbezit, en zo zou zelfs Zonnemarevliet kunnen worden verklaard als vliet door het land Zonnemare, in plaats van als waternaam Zonnemare. Dit lijkt de kansen voor Oost Zeeuws-Vlaanderen te verkleinen, maar terwijl we voor Midden- en Noord-Zeeland slechts beschikken over de door Godebert opgegeven waternamen hebben we voor eerstgenoemd gebied ook gegevens uit een andere hoek, en dan noem ik eerst het werk Antiquitates illustrissimi comitatus Flandriae van de Vlaamse schrijver J.B. Gramaye (1580-1635), waaruit langs onduidelijke kanalen twee op elkaar gelijkende mededelingen tot ons zijn gekomen. Wesseling beroept zich namelijk op deze schrijver voor de stichting door een Godebert, heer van Axel, van een St.-Salvatorklooster in de 9de eeuw, terwijl Scharp" bij Gramaye heeft gevonden dat in 813 heer Robert in Axel een godshuis voor mannen heeft gesticht. Deze twee verhalen lijken zoveel op elkaar dat ze mij variant-lezingen van dezelfde gebeurtenis toeschijnen, en ik vraag me af of men misschien twee verschillende edities van Gramaye heeft geraadpleegd. Een tussenvorm zien we in deel 2 van de Flandria illustrala van Sanderus16, die ongeveer de lezing van 4

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1996 | | pagina 6