Industrieel erfgoed en infrastructuur: De Zeeuwse spoorlijn 1845-1890 (verwachting en werkelijkheid) W. van den Broeke In 1845 publiceerde Dirk Dronkers 'Eenige beschouwingen over het doelmatige tot het daarstellen van een spoorweg, uit de hoofdstad van Zeeland door de provinciën Noord-Braband en Limburg.' Nog in hetzelfde jaar verscheen er een brochure van een inwoner van Zuid-Beveland onder de titel: 'Eenige beschouwin gen over het ondoelmatige van eenen spoorweg uit de hoofdstad van Zeeland, door de provinciën Noord-Braband en Limburg naar Keulen.' Van begin af aan was ook in Zeeland de aanleg van spoorwegen kennelijk een omstreden zaak. Argumenten pro en contra werden tegen elkaar afgewogen en voor de één gaven de argumenten voor de spoorweg de doorslag en voor anderen de argumenten tegen. Achter deze tijdgebonden discussie gaat de vraag schuil naar de relatie tussen infrastructurele innovatie en economische ontwikkeling; de korte en lange termijn effecten van spoorwegaanleg en de kwantificeerbare en nauwelijks meetbare gevolgen van vernieuwingen in de communicatietechniek in het alge meen. De Zeeuwse spoorlijn is er uiteindelijk gekomen, maar het heeft heel wat voeten in de aarde gehad. De vroege spoorwegplannen van Dirk Dronkers werden eerst in 1868 gedeeltelijk verwezenlijkt met de opening van de spoorlijn Bergen op Zoom - Goes; enkele jaren later (in 1872) werd de lijn doorgetrokken tot Middelburg en Vlissingen. Van de oorspronkelijke 'Zeeuwsch Duitschen Spoor weg, van Vlissingen - Middelburg, Goes, Bergen op Zoom, Breda, Tilburg, Loon op Zand, 's Hertogenbosch, Veghel, Helmond, Venlo, Roermond en Maastricht' zijn op het Zeeuwse traject nog een aantal karakteristieke overblijfselen te zien. In dat verband kan gewezen worden op de laad- en losplaats te Rilland Bath (Stationsbuurt), de coupure in het dijklichaam direct na het station Kruiningen- Yerseke, de aftakking van de spoorwegmaatschappij Zuid-Beveland te Goes, de restanten van de oorspronkelijke Sloedam, het station Arnemuiden en de goede renloods te Middelburg. Recent onderzoek heeft aangetoond, dat de oorzaak van de lange ontstaansge schiedenis van de Zeeuwse spoorlijn niet zo zeer gezocht moet worden in de hoge kosten van de aanleg en de moeizame financiering, maar veeleer in de tegenwer king van Den Haag en Kamer van Koophandel te Rotterdam die de concurrentie van Vlissingen vreesden. De tegenwerking uit Den Haag berustte vooral op de politiek rivaliteit tussen Thorbecke en de jong liberalen waartoe ook Dronkers behoorde. De verwachtingen. De verwachtingen met betrekking tot de positieve effecten van de Zeeuwse spoorweg zijn van het begin afaan hooggespannen geweest. Op tenminste een 19

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1996 | | pagina 21