het midden van het terrein tussen twee woningen is de ingangspoort. Rechts langs
de andere erfscheiding staat de timmerloods en het tuighuis. Wij zijn de werf rond
geweest en keren langs dezelfde weg terug naar de houthelling. Net op tijd om te
zien hoe vanuit het balkengat een reusachtige eiken stam voor het middenstuk van
de kiel met veel geweld van paarden en talies op de werf wordt getrokken.
De kiel
Als de eiken stam vanaf de houthelling op de stoppingen ligt, komt de bouwmees
ter langs om de stam te schouwen. Samen met de voorman van het nieuw te
bouwen schip kijkt hij hoe dit belangrijke onderdeel het beste bekapt kan worden.
De houtslepers hebben vanuit hun ervaring het kielstuk in één keer in de juiste
stand op de stoppingen gelegd.
Samen met de voorman kijkt de bouwmeester of de stam voldoende inhoud
heeft. Het middenstuk van de kiel is wat gewicht en afmetingen betreft het
zwaarste onderdeel van het gehele schip. Door jarenlange ervaring kan de
bouwmeester in één oogopslag zien of de stam voldoende inhoud heeft voor de
afmetingen voor het midden stuk. Na overleg gaat de bouwmeester verder met
zijn regelmatige ronde over de werf. De voorman legt op zijn beurt weer uit aan
de hout kappers hoe hij wil dat dit belangrijke onderdeel wordt uitgekapt.
Het bekappen van hout voor de scheepsbouw was in de zeventiende eeuw al
een oeroude vaardigheid die nog stamde uit het maken van boomstamkano's, een
vaardigheid zo oud als de houtbewerking. Ook gereedschap voor bekapwerk had
toen al een lange ontwikkelingsgeschiedenis doorgemaakt.
Huidgangen, strooklatten en zandstroken
In onze verbeelding zien we het raamwerk van kiel en stevens overeind staan.
Hoe gaat het verder, de vragen stapelen zich weer op. Hoe wordt de maat gevoerd
voor het verloop van de zandstroken en de daarop volgende huidgangen zonder de
vorm van de spanten?
Zij nemen zeillagies wille) een gansch omgedrayde figuur aan, staan met haar eene
kant aan de agter-steven lootregt overeynde, en worden in schips midden byna
waterpas, of sodanig dat met haar buitenkanten, en kiels binnensponde, een regte liny
maken, neergebogen. Voorwaarts gaande, rijsen sy weder veel, of weinig op, na mate
dat de voor-steven veel, of weinig komt te vallen. Haare dikte is met de overige
huid van 't schip gelijk, en behoord te wesen.
Op de kiel vanuit de plaats van het grootspant, worden naar voren en naar achter
over beide kanten een aantal klampen gespijkerd. Vanuit de kiel steken de
klampen iets breder uit dan de toekomstige breedte van de zandstroken. Tegen de
onderkanten van de klampen wordt, zo breed als de zandstroken, een strooklat pas
gemaakt. De strooklat bepaalt het toekomstige verloop van de zandstrook. Voor
loopt de strooklat langs het slemphout en tegen de sponning van de voorsteven,
achter langs het kniestuk van de achtersteven, doorlopend tot de achterkant van de
achtersteven. De zandstroken lopen door tot de achterkant van de achtersteven.
32