Zodoende wordt de achtersteven onwrikbaar opgesloten om te voorkomen dat
tijdens zware stormen de grote krachten van het roer en de achtersteven gaat
werken op de kiel, waardoor ernstige lekkage kan ontstaan.
Hel aanbrengen van de eerste huidgangen
Het uitzagen van de huidgangen gebeurt met de kraanzaag waarbij de plank op
twee schragen ligt en de zaag verticaal wordt gehanteerd, één man op en één man
onder de plaat. Als de voorste deel van de gecompliceerde zandstrook is uitge
zaagd en bewerkt, wordt de plankovergenomen door de brandploeg en op de
brandstelling gebracht. Door middel van een ijzeren staaf is de vorm van de plank
overgenomen van het schip. Volgens het model van de staaf wordt de plank met
vuur en heet water in de juiste vorm gebrand. De boeiers gaan verder met het
klaarmaken van de volgende delen. Als na een aantal uren de plank de vorm van
de stang heeft bereikt, wordt hij gloeiend heet tegen het schip en in de sponning
gevoegd. Nadat de plank een nacht is afgekoeld wordt hij uit genomen, de kool
wordt geschraapt, de plank lichtelijk opgeschaafd en de sponning over de plank
lengte geteerd en met mos gevuld. Daarna wordt het eerste zandstrookdeel
definitief gemonteerd.
In de sponning van de voorsteven wordt de plank gespijkerd met ijzeren
spijkers, in het slemphout genageld met houten nagels. Het uiteinde van de
schuine liplas in de sponning van de kiel wordt weer gespijkerd. Op plaatsen waar
alleen wisselende schuifkrachten optreden kan worden volstaan met een bevesti
ging van houten nagels. Op plaatsen waar zowel trek als drukkrachten optreden
moeten spijkers en soms ook wel ijzeren pennen worden gebruikt. Door de
langscheepse ronde vorm worden de huiddelen vormvast om het schip getrokken.
Alleen op de uiteinden in de sponning van de stevens en bij de lassen ontstaat een
trekspanning. Het spijkeren van de lippen van de lassen in de kiel en tijdens de
verdere opbouw in de voorgaande gangen is heel belangrijk voor de onderlinge
schuifkrachten. Op die plaatsen wordt met ijzer gespijkerd. In het vlakke midden
gedeelte van de romp worden de planken niet gebrand.
De zandstroken lopen achter door totaan de achterkant van de achtersteven. Op
die plaats worden de zandstroken vooral scheluw gebrand. Als aan beide kanten
de zandstroken zijn aangebracht, gaan de ploegen in dezelfde volgorde verder met
de tweede bodemgang. Eerst worden weer een aantal klampen geslagen en wordt
de V-vorm van de zandstroken met wig-vormige klampen gecompenseerd. Voor
en achter worden al een paar klampen meer aangebracht dan bij de zandstroken.
De strooklat gaat weer onder de klampen door en wordt in de vorm van de
volgende huidgang gebracht.
De bodem van het schip
De vorm van de toekomstige bodem wordt nu in dwarse richting op drie plaatsen
gecontroleerd door mallen: bij het grootspant, voor op de knoop, en achter op
dertig voet uit de hielling. De mallen zijn ontwikkeld uit de spantvormen van
33