wisselvallig inzetbare, door wind en water aangedreven, installaties. Al snel werd
de stoommachine op wielen gezet en de wielen op ijzeren rails waarna het
landtransport voor het eerst sneller ging dan een paard.
In Zeeland vormden de vele waterstromen echter even zovele moeilijk te nemen
hindernissen voor het landtransport en bleef een Zeeuwse spoorlijn ondanks
eerdere particuliere initiatieven tot 1868 achterwege.
Transport en communicatie met gebruik making van schepen, schuiten, paarde-
karren en -koetsen ging te traag voor de moderne tijd. Grote delen van Zeeland
konden niet mee komen in de vaart der volkeren. Bij de in 1878 aangelegde St.
Pieterspolder noordelijk van Kruiningen werd bijvoorbeeld nog een getijdehaven
tje aangelegd dat getuigt van de kleinschalige, traditionele vervoersmethoden in
die tijd.
Toen Nederland voorzichtig bij de ontwikkelingen van de moderne tijd
aansluiting zocht, bleef Zeeland ver achter. Het noordelijke deel van Zeeland zag
de industrie zich met name in het sterk ontwikkelende Rotterdamse havengebied
concentreren terwijl zuidelijk Zeeland een ongelijke concurrentie met België
ondervond.
Hoewel van industrialisatie van enige omvang aanvankelijk geen sprake was
kreeg de 'nieuwe tijd' op kleine schaal geleidelijk aan wel invloed in de Zeeuwse
samenleving. In de nijverheid, bij landbouwprodukten-verwerkende bedrijven en
bij diverse zogenaamde industriemolens zoals maalderijen en zagerijen vond enige
mechanistatie plaats. De stoommachine deed haar intrede in het productieproces,
herkenbaar aan een groeiend aantal donkere rookpluimen uit fabrieksschoorstenen.
De benodigde financiële investeringen voor modernisering waren echter hoog en
de economie was in de loop van de negentiende eeuw nog bepaald niet gunstig.
Het algemene beeld bleef nog lang traditioneel. Tot ver in de negentiende eeuw
werden bijvoorbeeld nog nieuwe traditionele windmolens gebouwd zoals de
'Buiten Verwachting' uit 1874 bij Nieuw- en St Joosland. In de landbouw vond
slechts mondjesmaat schaalvergroting en mechanisatie plaats. Windmolens en een
beperkt aantal meestoven of restanten daarvan, zoals het restant van meestoof
'Willem III' uit 1863 te Noordgouwe, herinneren aan de sterk traditioneel
ingestelde agrarische sector uit de negentiende en voorgaande eeuwen.
Het aantal bedrijven in Zeeland uit de periode tot pakweg 1875, dat modern
kon worden genoemd bleef beperkt terwijl het moderne karakter ervan, zoals
gezegd, in veel gevallen bestond uit de toevoeging van een stoommachine aan het
gemechaniseerde productieproces. Op een binnenterrein bij de Middelburgse
Seisstraat bevond zich de negentiende eeuwse Stoompellerij en Meelfabriek,
waarvan een deel van de bebouwing nog bestaat, het bedrijf behoorde tot de
gemoderniseerde zogenaamde industriemolens. Het gebouw heeft nu een woonbe
stemming.
Omstreeks het midden van de negentiende eeuw vormden de gasfabrieken van
Middelburg (1854 en daarmee een landelijk vroeg exemplaar, voortgekomen uit
particulier initiatief), Goes (1860) en Vlissingen (1861) in zekere zin de eerste
duidelijke vertegenwoordigers van de nieuwe tijd die enige omvang bezaten en
een duidelijke invloed op de samenleving kregen. Lang beperkte de gasproductie
39