Industriële Monumentenzorg Verleden, heden en toekomst P. N ij hof Een terugblik in vogelvlucht 1955-1996 Het was in het jaar 1955, toen de Engelsman Michael Rix in het tijdschrift The Amator Historian voor het eerst het begrip 'industrial archeaology' introcuceerde als aanduiding voor de beweging, die zich toen begon in te zetten voor het behoud van verouderde industrie, infrastructuur en techniek. Pas in de vroege jaren zeventig woei dit begrip over naar Nederland, toen enkele Engelse coryfeeën tijdens congressen en symposia het woord voerden. Het letterlijk vertaalde begrip industriële archeologie kwam pas in de publiciteit in 1975, dat was uitgeroepen tot Monumentenjaar. Overal werd gevierd dat het zo goed met de monumentenzorg ging: de rijksbescherming groeide gestaag, de subsidiepotten waren rijkelijk gevuld en de publieke belangstelling voor monu mentenzorg nam toe. Althans, voor de klassieke of traditionele Monumenten van Geschiedenis en Kunst zoals kerken, kastelen, raadhuizen en luistervolle grachten panden. In Tilburg, toen nog de Wolstad van Nederland, werd de ene na de andere textielfabriek gesloten en meestal vrij spoedig daarna gesloopt. Dit lot dreigde ook Pieter van Dooren te ondergaan, de meest complete, oudste en gaafst bewaarde textielfabriek. Enkele kersverse industrieel-archeologen pleegden uitvoerig onderzoek op grond waarvan bescherming als rijksmonument in zicht leek. De gemeente had ter plekke echter andere plannen en zorgde dat de belangrijkste gebouwen voor de bescherming werden gesloopt. De rest van het complex volgde uiteindelijk dezelfde weg. Het terrein bleef vervolgens nog jaren onbenut... Pieter van Dooren was een groot verlies voor het Nederlandse industrieel erfgoed, maar vormde wel een ommekeer: vanaf dat moment zou vooral het particulier initiatief zich op dit gebied stevig gaan roeren. De eerste, meest lokaal of regionaal gerichte organisaties van vrijwilligers ontstonden in de late jaren zeventig. Zij verenigden zich in 1982 in de landelijke Federatie Industrieel Erfgoed Nederland (F1EN). Sindsdien heeft het particulier initiatief een grote vlucht genomen, want anno 1997 telt FIEN maar liefst 60 aangesloten organisa ties.' Naast de oudste gebiedsgerichte organisaties kent FIEN nu ook categorale organisaties voor onder meer bruggen, gemalen en watertorens. Daarnaast zijn er tal van wetenschappelijke organisaties toegetreden, gericht op de historie en de tastbare getuigen van uiteenlopende wetenschappelijke vakgebieden als bouwtech niek of electrotechniek. Tenslotte is het aantal organisaties sterk toegenomen dat zich richt op roerend industrieel erfgoed, vooral op alles wat vaart, vliegt of rijdt. Ondertussen liet monumentenzorg zich ook niet langer onbetuigd. In 1986 was het Monumenten Inventarisatie Project (M1P) door de Rijksdienst voor de Monumentenzorg gestart. Het MIP was gericht op de integrale inventarisatie van waardevolle bouwkunst en stedebouw uit de periode 1850-1940, inclusief de 5

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1996 | | pagina 7