de vorm van de ketel, de pijpenkop zelf, afwijkend. Dit dubbelconische model verschilt per stad en in centra als Amsterdam en Gouda was zij het meest verfijnd. Onze Zeeuwse pijp volgt weliswaar het modieuze model na, doch is lomper en vooral groter. De ketelinhoud - in die periode nog klein aangezien de tabak schaars en vooral zeer zwaar was - overtreft die van de tegen hangers uit de provincie Holland. Zij heeft het formaat van een dikkop, een pijp met grote ketel, die slechts uit weinig werk plaatsen bekend is. Wat deze gemerkte pijp van de fijne kwali-teit nou zo vermeldens waardig maakt is, dat zij illustreert dat de Zeeuwse pijpennijver-heid in de zeventiende eeuw zich sterk op de Hollandse inspireerde. Daarnaast werd er echter ook een eigen stijl ontwikkeld, waar-van alleen de ketelvorm en de inhoud getui-gen. Dat beide afwijken van de Hollandse standaard is niet verwonderlijk. Het pijpen-makersgereedschap werd door een Zeeuw gemaakt, die een knap staaltje vakmanschap leverde, maar er toch zijn persoonlijke invulling aan gaf. Zijn werk verraadt alleszins perfectie, maar daarnaast toch verschil in detail. Naast productiekenmerken vertonen kleipijpen ook dikwijls sporen van gebruik, immers het branden van tabak in de ketel Iaat een bruinzwarte roetverkleuring achter. Bij dit product echter niet. De kleipijp lijkt voor het gebruik te zijn gesneuveld en vervolgens te zijn wegge-worpen. Hoewel de vondst van productie- of handelsafval vaak gekenmerkt wordt door ongerookte pijpffagmenten, moeten we in dit geval voorzichtig zijn. Het gaat om een losse vondst en dan is deze conclusie wel erg voorbarig. Helaas is het niet mogelijk het hielmerk, de initialen KP, aan een maker te koppelen. Er zijn slechts twee namen van Zeeuwse pij penmakers bekend, waarvan de letters niet overeenstemmen met de betreffende pijp. Desalniettemin is dit product een bewijs voor een ontwikkelde pijpenmakers werkplaats in een van de Zeeuwse plaatsen. We mogen hopen dat in de nabije toekomst meer over deze werkplaats of andere tevoorschijn komt. In dat geval kan de Zeeuwse pijpenmakerij een meer prominente plaats op de Nederlandse landkaart gaan innemen. Aangezien het Pijpenkabinet als nationaal pijpenmuseum zich met deze taak bezig-houdt, zouden wij vondstmeldingen zowel uit de grond als uit het archief in dat verband bijzonder op prijs stellen. 'Pijpenkabinet, Prinsengracht 488, 1017 KH Amsterdam, 020-4211779. Noten 1D.H. Duco, De Nederlandse kleipijp, handboek voor dateren en determmeren{Lt\icn 1987) 2. D.H. Duco, The Clay Tobacco Pipe in the Seventeenth Century Netherlands(Oxfoid 1981), 222: Middelburg, Isaack Willems, 1636, JanJoossen van Son, 1685.Idem. p. 233: Tholen. zoon van Richard Dyer, 1638. 3. Amsterdam, collectie Pijpenkabinetnr. 15.028 17

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1996 | | pagina 19