Spaanse tijd geïnundeerd (1583). Het dorp en de kerk werden in de periode tussen 1583 en 1600 voorgoed verlaten. In januari 1995 werd, in het kader van de Ruilverkaveling Breskens-Zuidzande, een aanvang gemaakt met de aanleg van natuurvriendelijke oevers rondom de Nieuwerkerksche Kreek. Eind januari meldden de heren Kennis en Van 't Westeinde dat de werkzaamheden zich nu op de plaats van de voormalige nederzetting bevonden. H. Hendrikse (PDB) was op 10 februari ter plaatse aanwezig en stelde vast dat het werk vanaf 13 februari op de voet gevolgd moest worden. Op 13 februari werden aan de rand van de kreek funderingsresten gevonden van een kerk en menselijke begravingen. Medewerking De volgende dagen kon met hulp van de medewerkers van de Landinrichtingsdienst, de heer Maenhout van het Waterschap 't Vrije van Sluis, de projectuitvoerder Martens van de Grondmij en het loonwerkbedrijf Oomen een kleinschalig archeologisch noodonderzoek worden uitgevoerd. Ook de landeigenaar de heer Salomé stelde zich zeer positief op en verleende alle medewerking. Het archeologisch onderzoek werd uitgevoerd onder auspiciën van de provinciaal archeoloog door de PDB- medewerkers B. Oele en H. Hendrikse. Assistentie werd verleend door de amateur archeologen L. Goldschmitz, L.Roelofsen, D. van der Linden en Ch. van Pamelen (AWN afd. Zeeland) en de heren H. Kennis, R. van 't Westeinde en J. van Mierlo. Resultaten Er werden funderingsresten aangetroffen van de kerktoren, die half scheef gezakt was in de richting van de kreek. Naar het oosten toe lagen funderingen die bestonden uit aanzetten van spaarbogen en poeren, gevolgd door resten van het koor van de kerk. De kerk stond in de lengterichting langs de kreek met de toren in het westen en het koor in het oosten. Van de zuidelijke kerkmuur werd slechts een deel onderzocht, omdat deze zijde niet bedreigd werd. Het kleinschalige onderzoek gaf echter voldoende informatie om de lengte en vermoedelijke breedte van de kerk vast te stellen. De oriëntatie van de funderingen en de gebruikte steensoorten geven aan dat we hier te maken hebben met een fasering in de kerkbouw. Vermoedelijk werd in eerste instantie een kleine kerk of kapel met een rechthoekig gesloten koor gebouwd, die in een volgende fase werd vergroot. Bovendien werd de kerk daarbij voorzien van een toren en een meerhoekig gesloten koor met mogelijk één of twee kapellen. Door een latere verstoring bleek het niet mogelijk de beëindiging van het jongere koor te bepalen. De lengte van de laatste fase bedraagt 45,25 meter. De toren meet 11 meter en is vervaardigd van rode baksteen (formaat 24 x 11 x 6 cm). Schip en koor zijn samen 34,25 meter lang. De grootste geconstateerde breedte van het schip bedraagt ter hoogte van de kooraanzet 20 meter. Deze breedte wordt bereikt doordat hier ook de zijkapellen zijn mee gemeten. De eerste fase dateert, op grond van de afmetingen van het steenformaat (31x15x8 cm en 29 xl4 x 7 cm), uit de late 13de of het begin van de 14de eeuw. De vergroting kan in de 15de eeuw gedateerd worden. Het werd duidelijk dat een gedeelte van het schip destijds is uitgebroken. Uit het onderzoek bleek dat de kerk op een kreekrug lag. Slechts ter plaatse van de noordelijke kooraanzet werd veen in de ondergrond aangetroffen. Ter plaatse van de fundering was dit veen vervangen door klei. In het rechthoekig gesloten koor van de oudste fase en net er buiten werden resten van begravingen gevonden. In het schip werden restanten aangetroffen van gemetselde grafkisten in rode baksteen. De vele los aangetroffen bakstenen van hetzelfde formaat bevestigen het vermoeden dat zich nog meerdere gemetselde graven in de kerk hebben bevonden. 21

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1996 | | pagina 23