I afspraken met de eigenaar van de grond en regelde een kraan bij de firma Boot. Werkzaamheden en resultaten Op vrijdag 28 april werd door B. Oele en E. Vreenegoor om 8 uur 's morgens een sleuf vanaf de Westerseweg in oostelijke richting gegraven. F. Beekman en J. van der Sneppen (Werkgroep Archeologie Schouwen-Duiveland) kwamen de gelederen versterken. Naast deze sleuf werd aan de zuidzijde een evenwijdige sleuf getrokken. Aan de oostzijde een sleuf haaks hierop De ■- V_.J uitbraaksporen van de toren en schip waren nog duidelijk zichtbaar. Van het kerkgebouw zelf resteerden nog vier kloostermoppen, afmeting 28 x 14 x 7 cm, en een half basement van een zuil. Overige bouwffagmenten ontbraken geheel. De kerk en toren waren tot op de laatste steen afgebroken en verwijderd. Ook aardewerk werd nauwelijks gevonden. De vondsten bestonden uit enkele 13de- en 14dc-eeuwse scherven, een koperen munt (oortje van 1625?), een duit geslagen in de stad Utrecht in 1792, een bronzen gespje van hoekbeslag, enkele ijzeren gespen, nagels en brokjes lood. Aan de oostzijde was nog een stukje van de oorspronkelijke bodem zichtbaar, een strandwal met een humeus geworden mestpakket, dat op grond van het gevonden aardewerk (kogelpot, Paffrath en protosteengoed) uit de periode tussen 1000 tot 1200 gedateerd kan worden. Het fundament van de toren had een afmeting van ca 11 x 11 meter en werd gesteund met steunberen. Van het kerkschip werd alleen de zuidzijde teruggevonden. Van het koor en de noordzijde waren geen sporen bewaard. De grond was hier zeer zwaar verstoord. De zuidmuur van het kerkschip had een fundering van ca. 1,50 meter breed met steunberen om de 3 meter aan de buitenzijde. De zuidmuur sloot aan op de torenfundering. Het betreft hier vermoedelijk een driebeukige kerk of een tweeschepige hallenkerk. In het midden van het onderzochte terrein, direct achter de toren, lag een uitbraaksleuf van een muur met een onduidelijke functie en zonder verbinding naar toren of schip. De afstand tot de zuidmuur was vermoedelijk te groot voor een spaarboog. Er kon niet worden vastgesteld of het kerkschip symmetrisch aan de toren was gezet. De zuidmuur was waarschijnlijk een opvolger van een ouder schip. Half onder de muursteunbeer bevond zich een graf. In de torenfundering was een kuil met een knekelberg van lange beenderen ingegraven. Ook bevonden zich hier enkele geruimde graven. Mogelijk werd de knekelberg daar, na afbraak van de toren, neergelegd. Aan de oostzijde van de toren lagen in een kuiltje de resten van een kindergraf. Het betrof een kind van ca. 6 jaar oud. Een datering van de graven kan niet worden gegeven. Geschiedenis De eerste vermelding van Westenschouwen is als havenplaats in de 13de eeuw. In de 14de eeuw transporteerden de Westenschouwense schippers haring, meekrap en uien naar Engeland en brachten 28

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1996 | | pagina 30