sympathiebetuigingen en bijdragen.8
Eenstemmig besloot het Comité tot plaatsing
in de hoofdstad.
Via de dagbladen was het plan tot oprichting
van een Zeeuws monument bekend
geworden. Met het oog hierop zond de Fa
v.h. Koninklijke Begeer (N.V. Ateliers voor
Edelsmeed- en Penningkunst) een foto van
een portretplaquette van de koningin
moeder, een bronsreliëf, dat destijds door
deze firma vervaardigd was. Deze bronzen
plaquette van 42 cm rond zou op het te
stichten gedenkteken kunnen worden
ingemetseld voor de prijs van zeventig
gulden. Hebben wij hier te maken met een
kopie van het bronsreliëf op het gedenkteken
van 1905 in 's-Gravenhage? In ieder geval
werd niet ingegaan op het aanbod.
Beminnelijke persoon
Toen de koningin-moeder in 1934 overleed,
hadden veel Zeeuwen nog een duidelijke
herinnering aan deze beminnelijke en
vorstelijke persoon. De vorstin was hier zeer
geliefd. Haar derde en laatste bezoek vond
plaats van 15-21 mei 1928.9
De opdracht is niet direct naar een van de
ontwerpers van het Haagse monument
gegaan. Achter de schermen is er hevig
gevochten, waarbij mr. Petrus Dieleman
(1873-1961, advocaat te Middelburg10), lid
van Gedeputeerde Staten van Zeeland, die
q.q. in het Comité zat, voteerde voor een
ontwerp van een andere beeldhouwer. Hij
vestigde op 16 maart 1935 de aandacht op
beeldhouwer P. Puijpe te Apeldoorn, door en
door een Zeeuw, die mooie monumenten had
ontworpen. Hij noemde voorbeelden: Buys
Ballot, Van Dale en Vorsterman van Oijen.
Puijpe is zeer schappelijk in de prijs, vooral
als het voor Zeeland is, zo merkte hij op." In
augustus 1935 kwam de aanmelding binnen
van een andere beeldhouwer, de
'kunstbeeldhouwer' Antoine Damen, uit
Antwerpen afkomstig, maar zich als
volbloed Nederlander beschouwend. Voor
ƒ2500,- a ƒ3000,- zou hij een waar kunststuk
maken, verzekerde hij, dat niet alleen
prachtig zou zijn, maar ook flink groot zou
oprijzen.
Blijkbaar heeft Puijpe, naar voren geschoven
door Dieleman, wel een ontwerp mogen
maken. Hierop is op de beslissende
vergadering door dr. Ch. Koch 12 vlijm
scherpe kritiek geleverd, daarentegen werd
het ontwerp van Etienne geprezen, zodanig
dat dit ertoe leidde dat het Comité de
voorkeur ging geven aan Etienne, één van de
kunstenaars, die in Den Haag hadden
meegedongen. Men wilde niet een groots
monument, slechts een waardig
gedenkteken.13 Niet lang daarna verkreeg
Hendricus Johannes Etienne te Delft de
definitieve opdracht. Hij stuurde twee
gipsmodellen naar Middelburg, die
tentoongesteld werden. Toen moet ook
beslist zijn de Dam als plaats voor het
gedenkteken aan te wijzen.
Etienne had een bespreking met de directeur
Gemeentewerken Middelburg in verband
met de voorbereiding van het terrein tot
plaatsing van het monument. Er zou
gevraagd moeten worden om de voorste en
middelste boom in dit plantsoen te rooien.
Verder was het waarschijnlijk nodig enkele
paden te verleggen. Er zouden gazons,
bloemranden en planten aangebracht moeten
worden, eventueel een verhoging van het
terrein. Etienne stelde ook voor een
omrastering aan te brengen, eventueel met
licht hekwerk. Er moest een bouwschutting
van ongeveer twee meter hoog met een
dubbele toegangsdeur voor de opbouw van
het monument komen; na voltooiing moest
deze weer worden verwijderd. Aan de Raad
van Middelburg werd vervolgens verzocht
om toestemming voor het plaatsen van het
gedenkteken op de Dam, en om genoemde
werkzaamheden voor haar rekening te
nemen. Etienne was geen onbekende in
Middelburg. Zo was kort tevoren het door
hem vervaardigde beeld van Karei V
onthuld, bestemd voor de lege nis in de
Choertoren van het stadhuis.
8