kermiscommissie toonden, stierf deze een
stille dood.18
Toen het gemeentebestuur in september
1920 vroeg om een advies, kon Uit het Volk
niet meer meedelen dan na 'grondig
onderzoekte moeten constateren 'dat er
geen mogelijkheid bestaat om Volksfeesten
te organiseeren, die op voldoende wijze de
kermis zullen kunnen vervangen. Van het
eerste plan, aansluiting zoeken bij bestaande
concours hippique-plannen, werd met geen
woord meer gerept. De kritiek die Boasson
na presentatie van die plannen uitte, werd
blijkbaar door de rest van het bestuur
gedeeld. En die kon nu openlijk worden
geuit, omdat kermisbestrijder De
Blouw enkele maanden eerder 'wegens
drukte' uit het bestuur was gestapt.20
Zesdaagse feestweek
Het gemeentebestuur liet het er niet bij
zitten. Nu het particulier initiatief niets had
opgeleverd, benoemden burgemeester en
wethouders zelf een commissie die met de
vervanging van de kermis werd belast. De
raadsleden L.K. van der Harst en Boasson
van Uit het Volk waren hiertegen, maar nog
niet iedereen van de vereniging had na twee
pogingen genoeg van de kermiskwestie. Uit
haar gelederen namen drie leden plaats in de
derde kermiscommissie, onder wie
Adriaanse als voorzitter. De commissie
opperde een zesdaagse feestweek met als
ingrediënten een historische optocht, sport
en muziekwedstrijden, een bloemencorso,
gondelvaart, vuurwerk, bioscoop,
etalagewedstrijd en een wedstrijd
gevelversiering.2'
Maar ook dit plan viel verkeerd in het
gemeentebestuur. Vanuit de bevolking was
inmiddels een verzoek tot behoud van de
kermis ondertekend door achthonderd
personen. Commissievoorzitter Adriaanse
voelde de bui al hangen en distantieerde zich
tijdens de bespreking in de raad openlijk van
zijn plan. Hij zei dat de naoorlogse kennis
toch al rustiger was dan voorheen.
Daarop viel het zesdaagse volksfeest als een
kaartenhuis in elkaar. De raadsfracties
ontdeden zich beurtelings van hun masker,
dat zij droegen omwille van de
compromispolitiek. De antirevolutionaire
fractie hernam als eerste haar oude
standpunt: tegen de kermis, tegen
volksfeesten. De SDAP en katholieke
raadsleden kozen vervolgens weer openlijk
partij vóór de kermis. Het vervangend
volksfeest bleek een ongewenst kind van een
verkrampte coalitiepolitiek. Een van de
weinige oprechte voorstanders was SDAP-
wethouder Onderdijk, die de houding van
Adriaanse vergeleek 'bij den vader die zijn
eigen kind vermoordt'. Adriaanse
antwoordde daarop een ongewenst
geesteskind niet te kunnen verdedigen.22 De
Middelburgse kermis was ermee gered.
Tegenstrijdig
Uit het Volk speelde een curieuze rol in de
Middelburgse kermiskwestie. Aanvankelijk
leek de vereniging vervanging na te streven,
maar bij gebrek aan eensgezindheid werd
uiteindelijk toch de kant van de
kermisvoorstanders gekozen. De
bestuursleden die tevens in de gemeenteraad
zaten, stemden allen voor behoud.2"' Ronduit
tegenstrijdig was de houding van Adriaanse,
die verklaarde niet te geloven in
bevredigende alternatieven voor de kennis,
maar wel tot drie keer toe plaats nam
in commissies die hiernaar op zoek gingen.
Buiten de interne verdeeldheid, die
verlammend werkte op de daadkracht van
Uit het Volk inzake de kermis, was er voor
het bestuur nog een reden voor
omzichtigheid. Sinds het begin van de
twintigste eeuw had de vereniging in
Middelburg de leiding over de
Oranjefeesten, die zij al sinds 1888 -
aanvankelijk in beperkte kring -
organiseerde. Dat leiding geven impliceerde
echter geenszins dat men het alleenrecht had
op de viering van de verjaardagen van het
koninklijk huis. Op buurtniveau ontstond na
de eeuwwisseling een hele reeks
4