betrof, blijkt wel uit het feit dat in het ene geval een onderzoek van deze zaak gelast werd, terwijl in het andere geval de officier van justitie 'met de feiten in kennis gesteld werd. Dat de armen gebrek leden en karig gevoed werden was voor de gegoeden de normaalste zaak van de wereld, maar er waren grenzen. Van Otterloo omschrijft het als volgt: sterven van de honger kon geen rechtgeaard en welgesteld burger laten passeren'22, en dat zal ook wel gegolden hebben voor het sterven van de kou. In Goes stonden op de 'winterrol' van 'De Commissie voor de OEcon. Spijsuitdeeling te Goes' maar liefst '550portiën spijs aan 240 huisgezinnengenoteerd en eind maart 1888 besloot de commissie om die porties voorlopig dagelijks te verstrekken, zolang de omstandigheden dit noodzakelijk maakten. Bij die 240 huisgezinnen ging het vast om meer dan 550 personen en bovendien lijkt het me niet onwaarschijnlijk dat er meerdere initiatieven op dit gebied bestonden.2'' Bij een inwonertal in die tijd van ongeveer 6600 betekent dit, dat minstens tien procent van de inwoners van Goes van bedeling afhankelijk was. In de dorpen in de omgeving van Goes zal de toestand niet beter geweest zijn. In Kapelle, met zo'n 1900 inwoners, werd met het oog op de aanhoudende winter en de daaruit voortvloeiende nijpende armoede eind maart een commissie gevormd, die aan 43 gezinnen 180 tarwebroden van 2 kg elk, 43 kg spek en 5 liter erwten uitdeelde. De ingezetene van Colijnsplaat (1960 inwoners), die zijn zestigste verjaardag vierde, zal het brood waar hij zestig gezinnen mee verraste wel verstrekt hebben aan gezinnen die dat goed konden gebruiken. Volgens Van Ginkel bedeelde het Burgerlijk Armbestuur in Yerseke in de winter van 1888-1889 26 gezinnen, de diaconie van de Hervormde Kerk 32 en de overige kerken samen nog eens 32 gezinnen. Door comités ter ondersteuning van de armen, zoals de Commissie voor de Nieuwjaarsbedeling, werd geld ingezameld om de noodlijdenden van voedsel te voorzien. Deze initiatieven leverden nog eens zeventig gezinnen op ter bedeling: samen dus 160 gezinnen op een bevolking van ongeveer 3700 personen. Veel tarwebrood, een enkele keer spek, erwten en wat steenkool werd aan de armen verstrekt. Van de verstrekking van het door het Burgerlijk Armbestuur te Goes voor het derde kwartaal van 1888 bestelde rund- en kalfsvleesch' en van hetfijn brood heeft de Goesche Courant, voor zover ik dat heb kunnnen nagaan, geen melding gemaakt.24 Niets te verliezen Voor veel armen was de toestand dermate uitzichtloos dat er niets anders opzat dan 'in Amerika te zoeken wat hier te vergeefs te vinden is, namelijk werk en brood 25 Men had niets te verliezen en dat was te merken ook. Op 10 april schreef de Goesche Courant 'dat het aantal landverhuizers thans zeer groot is, blijkt zeker ook daaruit dat de Nederl.-Amerikaansche Stoomvaart Maatschappij hare agenten heeft aangeschreven dat gedurende de maand april geen 3e klasse plaatsen meer kunnen worden uitgegeven: alles war bezet. Veel passagiers die vanaf eind 1888 met de schepen van de N.A.S.M. naar Argentinië vertrokken, hadden wat het eten betreft waarschijnlijk de tijd van hun leven. Voor de minvermogenden, en dat waren de meesten van hen, betekende de overstap van tarwebrood met niks naar wittebrood met boter, kaas, siroop en haring en van aardappelen met een beetje spekvet naar wittebonensoep, gezouten vlees, aardappelen en gort met pruimen zoveel als de overgang van het menu van een bedeelde naar het menu van een betrekkelijk welgestelde. Naderhand kwam de kater. De armoede en de ellende in Nederland werd, na vijf tot zes weken lekker eten, gevolgd door een nieuwe portie ellende. Het is de Nederlanders namelijk slecht vergaan in het 'dorado', de 'Argentijnsche Republiek' 10

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1996 | | pagina 12