P.C. BOUTENS: 'DAAR IS NIET ÉÉN DIE EENZAAM GAAT ALS IK....' Ronald Rijkse In 1996 verwierf de Zeeuwse Bibliotheek de nalatenschap van de dichter P.C. Boutens (Middelburg 1870 - Den Haag 1943). Vervolgens ontstond het plan om in 1997 een grote Boutens-tentoonstelling te houden en ter gelegenheid daarvan een boek te presenteren, getiteld De P.C. Boutens-collectie van de Zeeuwse Bibliotheek te Middelburg. Op 21 november was het dan zo ver en schrijver dezes heeft toen, in zijn functie als conservator oud bezit en bijzondere collecties, onderstaande rede gehouden. Omwille van de tijd is er toen een flink aantal passages 'gesneuveld', vandaar nu de 'ongeschonden' versie. 'Ik moet beginnen met u mede te deelen, dat ik ten opzichte der gebeurtenis die ons hier heeft samengebracht, mij in een heel bizonder voorrecht verheug. Want wat vieren wij thans? Wij vieren het feit, dat een kwart eeuw geleden, in 1897, in een keurig boekje, bij maison Blocq hier in Den Haag, de eerste bundel gedichten, getiteld 'Verzen', verscheen, van hem, die daarmede en door zijn latere werken de door ons allen bewonderde en vereerde dichter Boutens zoude worden. Met deze woorden begon Lodewijk van Deyssel zijn feestrede bij de vriendenmaaltijd in het Haagse hotel Des Deux Villes op 1 december 1922. Van Deyssel begaat hier een kleine onnauwkeurigheid, de genoemde bundel verschijnt pas in februari 1898, maar de Voorrede die Van Deyssel in deze bundel schrijft is door hem gedateerd op 28 oktober 1897. Dus het is honderd jaar geleden dat Boutens' eerste openbare bundel het licht zag. Van Deyssel vervolgt: 'Die door ons bewonderde en vereerde kunstenaar, nog in het midden van het leven, is dit jaar, ver buiten zijn vaderland, zwaar ziek geworden; maar hij is hersteld, wij zien hem in ons middenHet aardige is dat op de expositie een ansichtkaart ligt die Boutens verstuurde uit het Anglo American Nursing Home te Rome waar hij in 1922 verpleegd werd voor een ernstige longontsteking. 'En degene, die voor vijf en twintig jaar den dichter inleidde in de republiek der letteren, die de vóórrede mocht stellen bij den bundel, dien ik zoo even noemde, is hij, die de eer heeft u op dit moment toe te sprekenDeze laatste zin was ook nog van Van Deyssel, u zult het ongetwijfeld begrepen hebben. En hij vervolgt zijn betoog met de woorden: 'Hiermede heb ik eigenlijk alles gezegd wat ik te zeggen hebMaar daarna gaat hij op zijn specifieke Van Deysseliaanse manier gewoon nog even door. En dat doe ik ook nog even, met uw permissie, want wat vieren wij thans? De aankoop van de nalatenschap van de dichter Boutens en het verschijnen van de complete bestandscatalogus van alle Boutensiana binnen deze muren, van de dichter die schreef: 'Daar is niet één die eenzaam gaat als ik. Ik lees u het gedicht: Daar is niet één die eenzaam gaat als ik, en geen der andren draagt zijn harts geheim- dit donker zaad dat zwelgt naar lichten bloei, dit stomme leed dat hijgt naar luid geluk- in zulk een klem van onverbreekbaar zwijgen. Want als een kind, in vroegste jeugd verdoold naar een ver land, moeder en moedertaal alleen nog weet als felbewusl gemis, ergens achter den bleeken horizon een lang verloren onbereikbren schat; en als zijn hart in druk van smart of vreugd zich uit moet spreken aan een ander hart, 13

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1996 | | pagina 15