ruim 500 exemplaren. Met recht kunnen we dus hier spreken van een kwalitatief hoogstaande Boutenscollectie. Met deze aanwinst is tevens een einde gekomen aan de verstrooiing van Boutens' boekenbezit. Deze begon al meteen na de dood van Boutens. Het schijnt dat Boutens' huisvriend Van Duyvenbode, die zich in eerste instantie ais erfgenaam van Boutens voordeed, hierbij een ietwat merkwaardige rol heeft gespeeld, en dan druk ik me voorzichtig uit. De schrijfster Top Naeff had het in ieder geval niet op hem begrepen, want zij schrijft in een brief van 27 maart 1943 aan Kitty de Josselin de Jong naar aanleiding van de begrafenis van Boutens: 'Ja, het was prettig dat wij dien wonderlijken tocht tenminste samen beleefd hebben, ik ben er nog nauwelijks van bekomen en voet ook een zekere wroeging, dat het zoo weinig op het plan stond waarop hij als dichter alle recht had. En verder vond ik dien knecht een lugubere figuur. Ik zou me daar als ik jou was, maar snel van losmaken. Zijn gezicht in dat rijtuig, en de dingen die hij zoo half bedekt durfde te zeggen, maakten op mij tenminste een slechten indruk. Ik wist haast niet in wat voor wereld wij verdwaald waren!Bij stukjes en beetjes zijn er waardevolle boeken en manuscripten en andere documenten verdwenen en zelfs hele stukken correspondentie belandden in de prullenbak. Een feit dat mevrouw Adriaanse-de Klerk, echtgenote van P.C. Adriaanse, met eigen ogen constateerde toen ze orde op zaken ging stellen in Boutens' huis. Niet te zeggen is hoeveel er daarvoor op die manier al was verdwenen. De, naar men mag aannemen, redelijk omvangrijke bibliotheek werd op een hoop op zolder gegooid, alwaar mevrouw Adriaanse-de Klerk ze aantrof. De eerder genoemde P.C. Adriaanse, zoon uit het huwelijk van Cato Boutens (een zus van de dichter) en C.F. Adriaanse uit Middelburg, was benoemd tot enige erfgenaam van de nalatenschap van Boutens. Omdat hij tijdens de oorlog geïnterneerd was in kamp Sint-Michielsgestel besloot zijn vrouw al de nog resterende boeken en documenten uit veiligheidsoverwegingen op te slaan in een pakhuis te Den Haag. Direkt na de oorlog is deze bibliotheek, samen met andere kostbare voorwerpen, per schip naar Middelburg vervoerd en opgeslagen in de woning van de Adriaanses op Dam 30. In de jaren vijftig zijn een aantal bijzondere uitgaven van Boutens' eigen werk in de nieuwe behuizing van de toenmalige Provinciale Bibliotheek in de Abdij in bewaring gegeven, waaronder ook het Liber Amicorum. In 1972 werd een groot gedeelte van Boutens' bibliotheek geveild en gingen de handschriftelijke documenten naar het Letterkundig Museum in Den Haag. In 1991 werd alsnog een gedeelte geveild. Bovendien was er al in 1954 een veilingcatalogus verschenen bij veilinghuis Van Gendt waarin een Boutens-collectie werd aangeboden met als vermelding: 'nearly all of the following books formed part of the author's own libraryWaar deze laatste partij nu opeens vandaan komt en of ze tot de 'ontvreemde' partij behoort, is onduidelijk. In een van haar vele brieven, bewaard in haar Boutensdocumentatie, beweert mevrouw Van Lier-Schmidt Ernsthausen dat deze boeken door G.H. 's- Gravesande ter verkoop zijn aangeboden en dat hij ze van Van Duyvenbode zou hebben 'gekregen'. Deze partij boeken bevatte ook een Naenia. Waar die gebleven is, is niet meer na te gaan. Misschien is het het exemplaar dat nu in de UB Amsterdam berust, of is het het exemplaar dat weer bij de erven is terechtgekomen en nu in de Zeeuwse Bibliotheek verblijft. Zeker is wel dat het niet het recentelijk door de Koninklijke Bibliotheek verworven exemplaar is. Dit exemplaar, dat op zijn beurt weer afkomstig was uit de nalatenschap van Johan Polak, bevat meer decoraties dan het Zeeuwse exemplaar. Volgens het persbericht van de KB gaat het 19

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1996 | | pagina 21