opgevoerd. De koningin is aanwezig, veel applaus en de 54-jarige dichter wordt bij Hare Majesteit geroepen die hem complimenteert. Nederlands eerste burgeres vraagt hem of hij tevreden is over de opvoering. Boutens antwoordt: 'Zeker majesteit, ik dank u zeer, alles verliep uitstekend. Alles goed en wel maar ziet u, ik ben ook voorzitter van het Van Deyssel- Comité. Van Deyssel, ook een schrijver, weet u wel. Nu zou het prettig zijn als ook uwe majesteit voor dit comité iets zou willen afstaanDe koningin deed alsof ze dit niet hoorde. Een paar dagen later ontvangt Boutens echter van haar bankier, baron Van Gheen, een bedrag van f 100 voor Van Deyssels huldiging. Boutens kent de bankier en belt hem op: 'Baron Van Gheen, ik ontvang zoeven het bericht dat Hare Majesteit voor honderd gulden bijdraagt. Het spijt me zeer, ik kan deze som niet aannemen. Mijn grote liefde voor het huis van Oranje verbiedt mij in de krant te zetten dat baron Van Gheen uit persoonlijke naam vijfhonderd gulden stort en de koningin maar honderd. Dit kan niet.Enkele dagen later wordt aan Boutens bericht dat de koningin duizend gulden schenkt.Annie Salomons zegt ergens in haar Herinneringen dat als Boutens zich niet geheel aan zijn dichterschap had gewijd, hij best een groot financier of bankier had kunnen worden. Boutens in de rol van Duisenberg! Hij bracht zo de financiën van Lodewijk van Deyssel op orde en behartigde de rechten in Nederland van Oscar Wilde. Hij was een van de oprichters van de Vereeniging van Letterkundigen en initiator van de P.E.N.- club Nederland. Voorts was hij initiatiefnemer, bestuurslid en/of voorzitter van verschillende ondersteuningsfondsen voor armlastige auteurs, zoals het Willem Kloosfonds. Kortom, hij was in Nederland een belangwekkende figuur op het vlak van de belangenbehartiging en het verenigingsleven van kunstenaars. Velen zullen nu niet meer weten dat zij de vruchten plukken van zijn inspanningen, zoals ook velen de dichter Boutens in onze letterkunde niet meer kunnen plaatsen. In zijn dagen de prins der dichters, in onze tijd weinig of niet meer gelezen. De Boutenskenner prof. dr. A.L. Sötemann verwoordde het in 1993 in een artikel in Ons Erfdeel, getiteld 'P C. Boutens vijftig jaar na zijn dood', misschien iets te stellig als: 'In de afgelopen vijfentwintig jaar is de volstrekte stilte gedaald over de eens zo vereerde dichter Het overtuigende bewijs van Boutens totale eclips wordt geleverd door het zojuist verschenen, bijna 1000 bladzijden tellende, Nederlandse literatuur. Een geschiedenis, waarvan de redactie het niet nodig heeft gevonden een hoofdstukje te wijden aan de dichter die meer dan iemand anders het gezicht van de Nederlandse poëzie, en niet te vergeten: dat van de Nederlandse schrijversorganisaties, in de eerste decennia van deze eeuw heeft bepaald. Een onvergeeflijke omissie, naar mijn overtuiging Bij de opening van de Boutenstentoon- stelling in 1968 te Middelburg ter gelegenheid van de vijfentwintigste sterfdag van 'haar grote zoon' (zoals hij toen betiteld werd) lag het in de bedoeling om officieel gewag te maken van de instelling van een voor Nederland nieuwe poëzieprijs, de P.C. Boutensprijs. Maar op het laatste nippertje schrok men daar voor terug omdat iemand de vroede vaderen herinnerde aan het geruchtmakende Telegraafmterview uit 1940, gevoegd bij Boutens' toetreden tot de Kultuurkamer in 1942. Zelf heeft hij dit laatste altijd verdedigd door er op te wijzen dat zonder zijn lidmaatschap het Willem Kloosfonds zijn steunverlening aan hulpbehoevende kunstenaars zou hebben moeten stopzetten. Andere feiten die in zijn voordeel spreken zijn zijn weigering van een 'pensioen' dat de bezettingsregering hem aanbood, zijn bedanken voor de hem toegekende 'meesterprijs', zijn afslaan van een door de bezetter aangeboden toelage voor levensonderhoud en zijn weigering 21

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1996 | | pagina 23