Arrondissementsrechtbank in Zierikzee
veroordeeld tot tien dagen gevangenisstraf
en een jaar opsluiting in de
Rijkswerkinrichting de Ommerschans, omdat
hij zich op 6 juli van dat jaar in kennelijke
staat van dronkenschap in de Meelstraat te
Zierikzee had opgehouden.
Uit de processen-verbaal die opgemaakt
werden na zijn aanhoudingen, blijkt, dat de
Anthony vaak op de straten heen en weer
liep te zwaaien en op de gestelde vragen een
onverstaanbaar antwoord gaf.
Kwam hij terug uit de gevangenis, dan nam
hij soms voorlopig zijn intrek in een
ziekenhuis in Vlissingen of Middelburg,
waar hij zich zonder alcohol uitmuntend
gedroeg en de medische kunst toepaste, soms
tot verbazing van de Gasthuismedicus, die
hem altijd naging.
Intussen was zijn roem zo groot, zelfs door
geheel Nederland, dat rijken equipages
zonden om hem af te halen en ook uit
Holland kwam men naar verluidt om hem te
raadplegen, doch doorgaans was De Puyt
nergens te vinden.
Signalement
Aan de hand van het archief van het
gevangeniswezen is het mogelijk een goed
signalement van Anthony de Puyt te geven.
In 1883 lezen we, dat hij 1.69 meter lang
was, een rond aangezicht had met een grote
mond, een ronde kin en een dikke neus. Zijn
voorhoofd was hoog, zijn wenkbrauwen
bruin en zijn ogen blauw. In december van
dat jaar is er sprake van een baard om zijn
kin.
Nog enkele anekdotes
In het dagblad De Zeeuw van 1926 schrijft
Mr. Greta van Rijn dat ze heel veel verhalen
over dokter De Puut zou kunnen vertellen,
maar het niet durft 'Je moet zenuwen van
blik hebben om de griezeligheid te
verdragen, het is niet erg, maar hoogst
onsmakelijk, want bijna alle histories gaan
over maaien en lintwormen.Jammer, dat ze
deze verhalen niet heeft opgeschreven, want
nu zijn er niet veel meer bekend.
We beginnen met zo'n lintwormverhaal.
Op zekere dag kwam er een boer bij dokter
De Puut, die vroeg of hij mee naar de
boerderij wilde gaan om eens naar zijn
doodzieke knecht te kijken. De Puut ging
mee en onderzocht de knecht, die ondanks
het feit dat hij at als een paard zo mager als
een lat bleek te zijn en voortdurend over pijn
in zijn buik klaagde. Na dit onderzoek
wendde De Puut zich tot de boer en verzocht
hem mee naar het erf te gaan. Hier moest de
boer een kuil graven van zo'n anderhalve
meter diep. Toen deze klaar was moest de
knecht naar buiten komen en in de put gaan
staan, die de boer weer dicht moest gooien.
Alleen zijn hoofd mocht boven de grond
uitsteken. Met klem benadrukte De Puut de
boer en de boerin dat ze hem beslist geen
eten of drinken mochten geven, ook al
kermde hij nog zo hard, en hij beloofde
binnen een paar dagen terug te komen om de
klus af te maken.
Na drie dagen waggelde De Puut weer het
erf op. In plaats van rechtstreeks naar de
knecht te lopen, ging hij de boerderij binnen
en gaf de boerin opdracht een pan met rijst te
koken.
Toen de rijst eenmaal dampend op tafel
kwam, nam De Puut de pan op en liep ermee
naar de knecht, die bijna omkwam van de
honger.
Hij zette de pan met rijst vlak voor de mond
van de knecht, maar deze kon er niet bij
omdat zijn armen ingegraven waren. De Puut
nam intussen een afwachtende houding aan.
Na enige minuten gebeurde er iets
merkwaardigs uit de mond van de knecht
kwam een kopje tevoorschijn.
Langzaam maar zeker volgde ook een lijf,
dat wel vijf meter lang was. Het verdween in
de pan met rijst. Toen de lintworm, want
daar bleek de knecht last van te hebben,
geheel uit het lichaam van de knecht was
verdwenen, mocht de boer hem weer
uitgraven. De lintworm werd verbrand, zodat
29