r niemand er meer hinder van zou hebben. Op krukken Een nageljongen van de werf De Schelde te Vlissingen was gevallen en had zijn been bezeerd. (Een nageljongen was een knaap die de gloeiende bouten waarmee de scheepshuid werd vastgeklonken met een tang aangaf). Medische hulp baatte weinig en het eind van het drama was, dat de jongen zich alleen maar kon voortbewegen met behulp van krukken. Toen zei iemand: 'Stuur hem eens naar dokter De Puut.Zo geschiedde: de jongen kwam hinkend en op zijn kruk steunend bij de befaamde dokter, die het geval even bekeek, zijn glas brandewijn leegdronk, de kruk van de jongen over zijn knie in tweeën brak en met de helft ervan de jongen begon af te ranselen, zo hard en onbarmhartig, dat de jongen om hulp schreeuwde om dan plotseling schreeuwend en welop zijn beide benen het huis uit en de straat op te vluchten! Hij was ineens beter. Een bevalling Toen dokter De Puut eens door de Middelburgse straten liep te waggelen werd hij plots bij de arm gegrepen door een aantal vrouwen, die hem vroegen mee te komen naar het huis waar een vrouw in het kraambed lag. Omdat het kindje maar niet wilde komen was de vroedvrouw ten einde raad. Grommend en waggelend betrad De Puut de kamer waar de vrouw lag, maar inplaats van naar haar toe te gaan, ging hij aan tafel zitten en zonder de patiënt maar één blik te gunnen trok hij zijn laarzen uit. Met één van de laarzen liep hij vervolgens naar de spiegel, die boven de schoorsteen hing en sloeg deze plotsklaps aan gruzelementen. De aanstaande moeder vloog half overeind, gaf een gil van schrik en op het zelfde ogenblik had zich het heuglijke feit voltrokken. De laatste jaren De meeste overleveringen die we van dokter De Puut kennen, dateren uit het laatst van zijn leven. Hij liep toen tegen de zestig en door het alcoholgebruik had hij het uiterlijk van een landloper gekregen. De Zeeuwse uitspraak van zijn naam was De Puut ('puut' is het ook Zeeuwse woord voor kikker). Hoewel hij vaak onderdak genoot in een herberg of pension, lag hij regelmatig zijn roes uit te slapen op straat of in een portiek. In juni 1884 woonde Anthony in de Breestraat in Middelburg. In Middelburg kon je hem nogal eens aantreffen op een bankje op een van de bolwerken. Hij wordt nu omschreven als een tamelijk kleine man met een gedrongen gestalte, die gekleed ging in een lange ruige jas, een z.g. schansloper. Op zijn hoofd droeg hij een hoge hoed, welke tegen de draad in scheen opgeborsteld te zijn, zodat hij geheel ruig was. Zijn gang was schuifelend en waggelend en soms zakte hij op een stoep of in een portiek neer, waar de politie, vrienden of familieleden hem dan wel weer van optrokken om hem naar huis te 30

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1996 | | pagina 32